premise_en
stringlengths
7
402
premise_nl
stringlengths
8
417
hypothesis_en
stringlengths
0
295
hypothesis_nl
stringlengths
1
308
label
int32
0
2
explanation_1_en
stringlengths
0
917
explanation_1_nl
stringlengths
3
766
explanation_2_en
stringclasses
1 value
explanation_2_nl
stringclasses
1 value
explanation_3_en
stringclasses
1 value
explanation_3_nl
stringclasses
1 value
da_premise
stringlengths
3
6
mqm_premise
stringlengths
3
7
da_hypothesis
stringlengths
3
6
mqm_hypothesis
stringlengths
3
6
da_explanation_1
stringlengths
3
6
mqm_explanation_1
stringlengths
3
7
da_explanation_2
stringclasses
1 value
mqm_explanation_2
stringclasses
1 value
da_explanation_3
stringclasses
1 value
mqm_explanation_3
stringclasses
1 value
A group of people are walking through a city street.
Een groep mensen loopt door een stadsstraat.
there are pedestrians outside
er zijn voetgangers buiten
0
people who are walking are pedestrians.
Mensen die lopen zijn voetgangers.
0.8916
0.1538
0.651
0.1546
0.6038
0.1471
A group of people are walking through a city street.
Een groep mensen loopt door een stadsstraat.
Some men are in the city.
Sommige mannen zijn in de stad.
1
Not all people walking through a city street are men.
Niet alle mensen die door een straat lopen zijn mannen.
0.8917
0.1538
0.7853
0.1217
0.4083
0.1362
A group of people are walking through a city street.
Een groep mensen loopt door een stadsstraat.
More than one person is walking through a city street.
Meer dan één persoon loopt door een stadsstraat.
0
a group of people implies more than one person.
een groep mensen impliceert meer dan één persoon.
0.8915
0.1538
0.6819
0.1303
0.5737
0.1291
A group of people are walking through a city street.
Een groep mensen loopt door een stadsstraat.
People are walking the the street.
De mensen lopen op straat.
0
a street is a street.
Een straat is een straat.
0.8915
0.1538
0.5208
0.143
0.9309
0.1313
A group of people are walking through a city street.
Een groep mensen loopt door een stadsstraat.
One person is walking down a country road.
Eén persoon loopt over een landweg.
2
city street and country road are not the same.
stad straat en landweg zijn niet hetzelfde.
0.8915
0.1539
0.394
0.1384
0.2551
0.1111
A group of people are walking through a city street.
Een groep mensen loopt door een stadsstraat.
A group of people are in the city.
Een groep mensen is in de stad.
0
being on a city street is being in the city.
In een stadsstraat zijn is in de stad.
0.8913
0.1538
0.8547
0.135
0.0
0.0858
A group of people are walking through a city street.
Een groep mensen loopt door een stadsstraat.
A group of people are outdoors.
Een groep mensen is buiten.
0
streets are outdoors.
De straten zijn buiten.
0.8913
0.1538
0.4797
0.1329
0.0541
0.112
A group of people are walking through a city street.
Een groep mensen loopt door een stadsstraat.
A group of people are watching a play.
Een groep mensen kijkt naar een toneelstuk.
2
walking and watching are not the same.
wandelen en kijken zijn niet hetzelfde.
0.8914
0.1539
0.724
0.1407
0.7971
0.1263
A group of people are walking through a city street.
Een groep mensen loopt door een stadsstraat.
a team of players go to town
een team van spelers gaat naar de stad
1
Not all group of people walking through a city street is a team of players.
Niet alle mensen die door een stadsstraat lopen zijn een team van spelers.
0.8914
0.1539
0.2939
0.1123
0.3534
0.1102
A group of people are walking through a city street.
Een groep mensen loopt door een stadsstraat.
A group of people are walking in the woods.
Een groep mensen loopt in het bos.
2
One cannot be in the woods and a city street simultaneously.
Men kan niet tegelijkertijd in het bos en een stadsstraat zijn.
0.8919
0.1539
0.7016
0.1341
0.3149
0.1285
A group of people are walking through a city street.
Een groep mensen loopt door een stadsstraat.
A group of people are walking to work.
Een groep mensen loopt naar het werk.
1
Not all group of people walking through a city street are walking to work.
Niet alle mensen die door een stadsstraat lopen lopen naar hun werk.
0.8919
0.1539
0.778
0.1382
0.2921
0.135
A group of people are walking through a city street.
Een groep mensen loopt door een stadsstraat.
A group of people are all matching.
Een groep mensen komt allemaal overeen.
1
Just because a group of people are walking through a city street doesn't imply they are all matching.
Gewoon omdat een groep mensen door een stadsstraat loopt, betekent niet dat ze allemaal overeenkomen.
0.8917
0.1538
0.0002
0.1121
0.1486
0.1362
A woman in a blue shirt folding fabric on a table.
Een vrouw in een blauw hemd vouwstof op een tafel.
The woman is in a red shirt folding fabric at the table.
De vrouw is in een rood shirt vouwstof aan tafel.
2
The shirt cannot be both blue and red simultaneously.
Het shirt kan niet tegelijk zowel blauw als rood zijn.
0.0001
0.0821
0.0
0.0809
0.7508
0.1293
A woman in a blue shirt folding fabric on a table.
Een vrouw in een blauw hemd vouwstof op een tafel.
The woman is wearing a blue uniform shirt at the table.
De vrouw draagt een blauw uniform shirt aan tafel.
1
The fact that a woman is in a blue shirt folding fabric on a table doesn't imply she is wearing a blue uniform shirt.
Het feit dat een vrouw in een blauw shirt klapstof op een tafel betekent niet dat ze draagt een blauw uniform shirt.
0.0001
0.0821
0.687
0.1186
0.0466
0.0726
A woman in a blue shirt folding fabric on a table.
Een vrouw in een blauw hemd vouwstof op een tafel.
The woman has a shirt on.
De vrouw heeft een shirt aan.
0
a shirt is worn in both.
In beide wordt een hemd gedragen.
0.0001
0.0821
0.6417
0.1201
0.2075
0.1053
a young woman jumping to a beam
een jonge vrouw die naar een straal springt
A woman is jumping
Een vrouw springt.
0
Both subjects are jumping
Beide onderwerpen springen.
0.0
0.0949
0.3357
0.1162
0.0
0.0876
a young woman jumping to a beam
een jonge vrouw die naar een straal springt
THe woman is sleeping.
De vrouw slaapt.
2
woman cannot jumping and sleeping simultaneously.
Vrouwen kunnen niet tegelijk springen en slapen.
0.0
0.095
0.4243
0.1296
0.5975
0.1235
a young woman jumping to a beam
een jonge vrouw die naar een straal springt
The woman jumps to a beam
De vrouw springt naar een straal
1
The woman jumps to the beam can be inferred.
De vrouw springt naar de straal kan worden afgeleid.
0.0
0.095
0.0
0.0961
0.0
0.0767
A woman ironing a delicate blue fabric.
Een vrouw die een delicate blauwe stof strijkt.
a woman ironing a blue cloth
een vrouw die een blauwe doek strijkt
0
A delicate blue fabric is made out of blue cloth.
Een delicate blauwe stof is gemaakt van blauwe doek.
0.0008
0.0892
0.0
0.0891
0.5529
0.0865
A woman ironing a delicate blue fabric.
Een vrouw die een delicate blauwe stof strijkt.
a person looking at a red shirt
een persoon die naar een rood shirt kijkt
2
The fabric cannot be both red and blue simultaneously.
De stof kan niet tegelijk rood en blauw zijn.
0.0008
0.0892
0.0
0.1032
0.6652
0.1305
A woman ironing a delicate blue fabric.
Een vrouw die een delicate blauwe stof strijkt.
a woman ironing clothes
een vrouw strijken kleding
1
Not all fabrics are necessarily considered clothes. So the woman ironing a delicate blue fabric may not be ironing clothes.
Niet alle stoffen worden per se beschouwd als kleding. Dus de vrouw strijkt een delicate blauwe stof kan niet strijken kleding.
0.0008
0.0892
0.479
0.1017
0.0001
0.0861
A crowd is portrayed near a metro station.
Een menigte wordt afgebeeld in de buurt van een metrostation.
The crowd of people are using the bathroom.
De menigte mensen gebruiken de badkamer.
2
The people cannot be using the bathroom and outside near a metro station simultaneously.
De mensen kunnen niet tegelijkertijd gebruik maken van de badkamer en buiten bij een metrostation.
0.4505
0.1423
0.8427
0.1337
0.2775
0.1128
A crowd is portrayed near a metro station.
Een menigte wordt afgebeeld in de buurt van een metrostation.
The crowd of people are waiting for the next train.
Het publiek wacht op de volgende trein.
1
Just because a crowd is portrayed near a metro station, one can't assume the people are waiting for the next train.
Gewoon omdat een menigte wordt afgebeeld in de buurt van een metrostation, kan men niet aannemen dat de mensen wachten op de volgende trein.
0.4499
0.1424
0.6212
0.1264
0.2842
0.132
A crowd is portrayed near a metro station.
Een menigte wordt afgebeeld in de buurt van een metrostation.
A crowd is in the public.
Een menigte is in het publiek.
0
A crowd is portrayed near a metro station. shows that the crowd is in the public.
Een menigte wordt afgebeeld in de buurt van een metrostation. laat zien dat de menigte in het publiek.
0.4499
0.1424
0.6247
0.1315
0.0017
0.1001
A person approaches a escalator while holding a bag.
Een persoon nadert een roltrap terwijl hij een zak vasthoudt.
A person approaches a escalator while holding a bag.
Een persoon nadert een roltrap terwijl hij een zak vasthoudt.
0
Zero effort. Tautological. Quite obviously, a person approaches a[n] escalator while holding a bag.
Nul inspanning. Tautologisch. Duidelijk, een persoon nadert een [n] roltrap terwijl hij een zak vasthoudt.
0.0007
0.119
0.0008
0.1189
0.0
0.0825
A person approaches a escalator while holding a bag.
Een persoon nadert een roltrap terwijl hij een zak vasthoudt.
A person was walking down the hall holding a bag.
Een persoon liep door de gang met een tas.
2
A person that approaches a escalator is not a person walking down the hall.
Een persoon die een roltrap nadert is geen persoon die door de gang loopt.
0.0007
0.1189
0.2579
0.1129
0.0
0.1177
A person approaches a escalator while holding a bag.
Een persoon nadert een roltrap terwijl hij een zak vasthoudt.
A person approaches a escalator while holding a bag.
Een persoon nadert een roltrap terwijl hij een zak vasthoudt.
1
You can not infer they are holding a bag.
Je kunt niet afleiden dat ze een tas vasthouden.
0.0007
0.1189
0.0007
0.1189
0.2026
0.0998
A man holding a suitcase walks alone towards an escalator in a dimly-lit area.
Een man met een koffer loopt alleen naar een roltrap in een donker verlicht gebied.
A man is about to get on an elevator.
Een man staat op het punt om in een lift te stappen.
2
One cannot be on an elevator and escalator simultaneously.
Men kan niet tegelijkertijd in een lift en roltrap zitten.
0.2072
0.1199
0.6423
0.1296
0.5699
0.1307
A man holding a suitcase walks alone towards an escalator in a dimly-lit area.
Een man met een koffer loopt alleen naar een roltrap in een donker verlicht gebied.
A man is about to get on an escalator.
Een man staat op het punt om op een roltrap te stappen.
1
A man walking toward an escalator doesn't necessary imply he is about to get on an escalator.
Een man die naar een roltrap loopt, hoeft niet te suggereren dat hij op een roltrap staat.
0.2072
0.1199
0.6287
0.1309
0.1524
0.1221
A man holding a suitcase walks alone towards an escalator in a dimly-lit area.
Een man met een koffer loopt alleen naar een roltrap in een donker verlicht gebied.
An escalator with a man walking toward it is dimly lit.
Een roltrap met een man die er naartoe loopt is zwak verlicht.
0
"An escalator is dimly lit" is a rephrasing of " escalator in a dimly lit area".
"Een roltrap is dimlicht verlicht" is een rephrasing van " roltrap in een dim verlicht gebied."
0.2072
0.1199
0.0699
0.113
0.0286
0.1068
A young man with shaggy hair is standing in front of a painting.
Een jongeman met schurftig haar staat voor een schilderij.
A man and a a painting
Een man en een schilderij
0
A young man is standing in front of a painting shows that A man and a painting
Een jongeman staat voor een schilderij en laat zien dat een man en een schilderij
0.1976
0.1094
0.8064
0.11
0.0
0.0854
A young man with shaggy hair is standing in front of a painting.
Een jongeman met schurftig haar staat voor een schilderij.
A man admiring a paiting
Een man die een gebed bewondert
1
The fact that a man is standing in front of a painting doesn't imply he is admiring a painting.
Het feit dat een man voor een schilderij staat, betekent niet dat hij een schilderij bewondert.
0.1974
0.1094
0.0
0.0847
0.3337
0.1326
A young man with shaggy hair is standing in front of a painting.
Een jongeman met schurftig haar staat voor een schilderij.
A man with messy hair in a art gallery
Een man met rommelig haar in een kunstgalerij
2
Man indicates older male whereas young man indicates a younger male.
De man geeft een oudere man aan terwijl de jonge man een jongere man aangeeft.
0.1966
0.1094
0.5488
0.1249
0.1188
0.103
A man about to go up the escalator or stairs at an airport.
Een man die op het punt staat de roltrap of trap op te gaan op een vliegveld.
A man go the escalator or stairs airport
Een man gaat de roltrap of trap vliegveld
1
The fact that a man is about to go up the escalator or stairs at an airport doesn't necessarily imply that he does go the escalator or stairs airport.
Het feit dat een man op het punt staat om de roltrap of trap op een luchthaven te gaan betekent niet noodzakelijkerwijs dat hij de roltrap of trappen vliegveld gaat.
0.0657
0.1173
0.0
0.0754
0.0599
0.0925
A man about to go up the escalator or stairs at an airport.
Een man die op het punt staat de roltrap of trap op te gaan op een vliegveld.
A man using escalator going for stairs airport
Een man met een roltrap die naar het vliegveld gaat.
0
Both subjects are using the escalator at an airport
Beide personen gebruiken de roltrap op een luchthaven
0.0657
0.1173
0.0031
0.0988
0.69
0.1394
A man about to go up the escalator or stairs at an airport.
Een man die op het punt staat de roltrap of trap op te gaan op een vliegveld.
A man stairs airport and going escalator
Een man trapt vliegveld en gaan roltrap
2
The man is about to go up not stairs airport and going escalator.
De man staat op het punt om niet de trap op te gaan, maar de roltrap.
0.0643
0.1174
0.0
0.0556
0.0
0.1003
Two dogs chase each other near the water.
Twee honden achtervolgen elkaar bij het water.
Two animals are running around.
Er lopen twee dieren rond.
0
Dogs are animals, and chasing is running, this is a rephrasing.
Honden zijn beesten, en jagen is rennen, dit is een herhaling.
0.2864
0.1059
0.8898
0.1242
0.0094
0.1068
Two dogs chase each other near the water.
Twee honden achtervolgen elkaar bij het water.
The dogs are taking a nap on the bed.
De honden slapen op het bed.
2
Dogs cannot chase each taking a nap.
Honden kunnen niet elk een dutje doen.
0.2869
0.1058
0.309
0.1149
0.0001
0.0944
Two dogs chase each other near the water.
Twee honden achtervolgen elkaar bij het water.
Two puppies are running after each other on the beach.
Twee pups rennen achter elkaar aan op het strand.
1
Not all dogs are puppies and not all water has a beach.
Niet alle honden zijn pups en niet alle water heeft een strand.
0.2874
0.1058
0.5165
0.1219
0.6454
0.1083
A dog chasing another dog by a lake.
Een hond die achter een hond aanzit bij een meer.
the dogs are brown
de honden zijn bruin
1
Not all dogs are brown.
Niet alle honden zijn bruin.
0.0
0.0857
0.2136
0.1059
0.84
0.1249
A dog chasing another dog by a lake.
Een hond die achter een hond aanzit bij een meer.
the dogs sleep in the house
de honden slapen in het huis
2
Dogs cannot be chasing and sleep simultaneously.
Honden kunnen niet tegelijk jagen en slapen.
0.0
0.0857
0.6463
0.1304
0.3755
0.1267
A dog chasing another dog by a lake.
Een hond die achter een hond aanzit bij een meer.
a dog chases another
een hond jaagt op een ander
0
A dog can only be chasing another dog
Een hond kan alleen achter een andere hond aanzitten.
0.0
0.0857
0.7404
0.1358
0.0195
0.1207
Two dogs, a spaniel and a husky, chase each other across the sand by a body of water.
Twee honden, een spaniël en een husky, jagen elkaar over het zand door een lichaam van water.
Two dogs playing outside.
Twee honden buiten spelen.
0
sand is outside.
Het zand is buiten.
0.3806
0.0798
0.5695
0.1244
0.4145
0.117
Two dogs, a spaniel and a husky, chase each other across the sand by a body of water.
Twee honden, een spaniël en een husky, jagen elkaar over het zand door een lichaam van water.
A dog sleeping in the shade.
Een hond slaapt in de schaduw.
2
Dogs cannot be sleeping and chase simultaneously.
Honden kunnen niet tegelijkertijd slapen en jagen.
0.3812
0.0798
0.6839
0.1327
0.397
0.1199
Two dogs, a spaniel and a husky, chase each other across the sand by a body of water.
Twee honden, een spaniël en een husky, jagen elkaar over het zand door een lichaam van water.
Two dogs chasing each other outside in the wooded outdoors.
Twee honden achter elkaar aan in de bosrijke buitenlucht.
2
Cannot be in the sand on a beach and the wooded outdoors simultaneously.
Kan niet in het zand op een strand en de beboste buiten.
0.381
0.0798
0.0001
0.1065
0.0
0.1032
A husky chasing a brown spoted dog at the shore.
Een husky achter een bruine gevlekte hond aan de kust.
The dogs have just met, and are getting to know each other and play on the beach.
De honden hebben elkaar net ontmoet en leren elkaar kennen en spelen op het strand.
1
Chasing does not imply the dogs have just met.
Chasing betekent niet dat de honden elkaar net hebben ontmoet.
0.0
0.0629
0.6648
0.1265
0.3269
0.1046
A husky chasing a brown spoted dog at the shore.
Een husky achter een bruine gevlekte hond aan de kust.
There are two animals in this picture.
Er staan twee dieren op deze foto.
0
There are two animals, a husky and a brown dog.
Er zijn twee dieren, een husky en een bruine hond.
0.0
0.063
0.9854
0.1422
0.7631
0.1144
A husky chasing a brown spoted dog at the shore.
Een husky achter een bruine gevlekte hond aan de kust.
The dogs are sitting in the shade, panting and resting from their play.
De honden zitten in de schaduw, hijgen en rusten uit hun spel.
2
The dogs cannot sit while chasing.
De honden kunnen niet zitten tijdens het jagen.
0.0
0.063
0.191
0.1039
0.5789
0.1151
The woman hula hoops down the sidewalk.
De vrouw hoela hoepelt langs de stoep.
The woman is wearing a skirt.
De vrouw draagt een rok.
1
Just because a woman hula hoops down the sidewalk, one can't assume she is wearing a skirt.
Gewoon omdat een vrouw hoela hoepelt op de stoep, kan je niet aannemen dat ze draagt een rok.
0.0
0.082
0.7686
0.1304
0.0
0.0787
The woman hula hoops down the sidewalk.
De vrouw hoela hoepelt langs de stoep.
The woman is jumping rope.
De vrouw springt over het touw.
2
hula hoops and jumping rope are not the same.
Hoela hoepels en springen touw zijn niet hetzelfde.
0.0
0.082
0.2119
0.1077
0.0
0.0692
The woman hula hoops down the sidewalk.
De vrouw hoela hoepelt langs de stoep.
There is a woman on the sidewalk.
Er staat een vrouw op de stoep.
0
if a woman hula hoops down the sidewalk, there is a woman on the sidewalk.
Als er een vrouw op de stoep loopt, staat er een vrouw op de stoep.
0.0
0.0819
0.7191
0.1267
0.0001
0.1032
A construction worker working on a bridge.
Een bouwvakker die aan een brug werkt.
A woman is resting.
Een vrouw rust uit.
2
working and resting are not the same.
werken en rusten zijn niet hetzelfde
0.1203
0.1374
0.1366
0.1129
0.599
0.1313
A construction worker working on a bridge.
Een bouwvakker die aan een brug werkt.
A man is working.
Er werkt een man.
1
Just because a construction worker is working on a bridge, one can't assume the construction worker is a man.
Alleen omdat een bouwvakker aan een brug werkt, kan je niet aannemen dat de bouwvakker een man is.
0.12
0.1374
0.3993
0.1213
0.3208
0.126
A construction worker working on a bridge.
Een bouwvakker die aan een brug werkt.
A worker is working.
Een werknemer werkt.
0
A construction worker working refers to A worker is working.
Een arbeider in de bouw verwijst naar een werknemer die werkt.
0.1197
0.1374
0.6895
0.1365
0.0156
0.1056
Two gentlemen having a conversation in the middle of the street.
Twee heren die een gesprek voeren midden op straat.
two men a re talking
twee mannen een pratende
0
conversation refers to talking.
conversatie verwijst naar praten.
0.6349
0.1363
0.0
0.0876
0.4749
0.1207
Two gentlemen having a conversation in the middle of the street.
Twee heren die een gesprek voeren midden op straat.
the men are quiet
de mannen zijn stil
2
conversation and quiet are not the same.
Gesprekken en stilte zijn niet hetzelfde.
0.6349
0.1363
0.4016
0.127
0.6199
0.1322
Two gentlemen having a conversation in the middle of the street.
Twee heren die een gesprek voeren midden op straat.
the men are thieves
de mannen zijn dieven
1
Not all men are thieves.
Niet alle mannen zijn dieven.
0.6349
0.1363
0.896
0.1354
0.9312
0.1401
Two boys in a swimming pool
Twee jongens in een zwembad
The boys are playing with pool noodles
De jongens spelen met pool noedels
1
There are many things to do in a pool besides playing with pool noodles.
Er zijn veel dingen te doen in een zwembad naast spelen met pool noedels.
0.876
0.1478
0.0
0.0808
0.0001
0.0873
Two boys in a swimming pool
Twee jongens in een zwembad
The boys are dry
De jongens zijn droog.
2
pool and dry are not the same
zwembad en droog zijn niet hetzelfde
0.876
0.1478
0.5869
0.0937
0.0023
0.0992
Two boys in a swimming pool
Twee jongens in een zwembad
Two boys are swimming
Twee jongens zwemmen.
0
If people are swimming they are usually in a swimming pool.
Als mensen zwemmen zijn ze meestal in een zwembad.
0.8757
0.1477
0.8946
0.1345
0.643
0.141
A man in a blue t-shirt with writing on it is speaking into a handheld system, and another man is sitting beside him with a megaphone in back of him.
Een man in een blauw t-shirt met daarop schrijven spreekt in een handheld systeem, en een andere man zit naast hem met een megafoon achterin hem.
Two guys about to break out of jail.
Twee kerels die uit de gevangenis gaan ontsnappen.
2
The two men would not be speaking into a handheld system and have a megaphone if they are also attempting to break out of jail. Prisoners would not have access to a handheld system/megaphone, and they would not be announcing their jailbreak.
De twee mannen zouden niet spreken in een handheld systeem en hebben een megafoon als ze ook proberen te ontsnappen uit de gevangenis. Gevangenen zouden geen toegang hebben tot een handheld systeem / megafoon, en ze zouden hun ontsnapping niet aankondigen.
0.5846
0.1087
0.1536
0.1023
0.3422
0.0787
A man in a blue t-shirt with writing on it is speaking into a handheld system, and another man is sitting beside him with a megaphone in back of him.
Een man in een blauw t-shirt met daarop schrijven spreekt in een handheld systeem, en een andere man zit naast hem met een megafoon achterin hem.
Two guys are sitting together, one speaking and the other not.
Twee mannen zitten bij elkaar, één spreekt en de andere niet.
0
A man is speaking while another is sitting.
Een man praat terwijl een ander zit.
0.5846
0.1087
0.5518
0.121
0.7492
0.1265
A man in a blue t-shirt with writing on it is speaking into a handheld system, and another man is sitting beside him with a megaphone in back of him.
Een man in een blauw t-shirt met daarop schrijven spreekt in een handheld systeem, en een andere man zit naast hem met een megafoon achterin hem.
Two guys at a demonstration for animal rights.
Twee mannen bij een demonstratie voor dierenrechten.
1
These men could have been directing a fire drill instead of participating in a demonstration for animal rights.
Deze mannen hadden een brandoefening kunnen leiden in plaats van deel te nemen aan een demonstratie voor dierenrechten.
0.5844
0.1087
0.7925
0.1393
0.2825
0.1165
a girl catches a baseball.
Een meisje vangt een honkbal.
The girl is catching something.
Het meisje vangt iets op.
0
The girl is catching something, and the girl is catching a baseball is a descriptive rephrasing. A baseball is something.
Het meisje is iets aan het vangen, en het meisje vangt een honkbal is een beschrijvende herhaling.
0.0263
0.1162
0.2278
0.11
0.0
0.0937
a girl catches a baseball.
Een meisje vangt een honkbal.
The girl is catching a basketball.
Het meisje vangt een basketbal.
2
catches means daily routine while catching is action.
vangen betekent dagelijkse routine tijdens het vangen is actie.
0.0263
0.1162
0.0001
0.0856
0.0
0.0784
a girl catches a baseball.
Een meisje vangt een honkbal.
The girl is a baseball player.
Het meisje is een honkballer.
1
Catching a baseball does not imply being a baseball player.
Een honkbal vangen betekent niet dat je een honkbalspeler bent.
0.0263
0.1162
0.9739
0.128
0.2223
0.1162
Two black children, one wearing a floatation device, play in a pool.
Twee zwarte kinderen, één met een drijfapparaat, spelen in een zwembad.
The kids were related.
De kinderen waren familie.
1
Not all black children are related.
Niet alle zwarte kinderen zijn familie.
0.0001
0.1044
0.4011
0.0933
0.7156
0.1002
Two black children, one wearing a floatation device, play in a pool.
Twee zwarte kinderen, één met een drijfapparaat, spelen in een zwembad.
The kids were enjoying their play in the pool.
De kinderen genoten van hun spel in het zwembad.
0
Rephrasing simplifying that two children are playing in a pool.
Vereenvoudigen dat twee kinderen in een zwembad spelen.
0.0001
0.1044
0.8702
0.1303
0.0
0.1005
Two black children, one wearing a floatation device, play in a pool.
Twee zwarte kinderen, één met een drijfapparaat, spelen in een zwembad.
The adults were playing in the pool.
De volwassenen speelden in het zwembad.
2
Two black are different to the adults.
Twee zwarten verschillen van de volwassenen.
0.0001
0.1044
0.902
0.1349
0.2566
0.074
A woman in shorts and sandals is being pulled by a small child as a subway train goes by.
Een vrouw in shorts en sandalen wordt getrokken door een klein kind als een metro trein voorbij gaat.
The train excites the toddler.
De trein windt de peuter.
1
subway train goes by doesn't always mean excites the toddler.
Metro gaat voorbij betekent niet altijd dat de peuter opgewonden raakt.
0.3356
0.1074
0.0
0.0684
0.0
0.0866
A woman in shorts and sandals is being pulled by a small child as a subway train goes by.
Een vrouw in shorts en sandalen wordt getrokken door een klein kind als een metro trein voorbij gaat.
People in coats get on a ski lift.
Mensen in jassen nemen een skilift.
2
the realm where a subway train goes by cannot be the same location where people are using a ski lift.
het rijk waar een metrotrein voorbij gaat kan niet dezelfde locatie zijn waar mensen een skilift gebruiken.
0.3357
0.1073
0.0
0.1146
0.1385
0.119
A woman in shorts and sandals is being pulled by a small child as a subway train goes by.
Een vrouw in shorts en sandalen wordt getrokken door een klein kind als een metro trein voorbij gaat.
A person and child in a subway station.
Een persoon en kind in een metrostation.
0
A woman is a person and a subway train is in a subway station.
Een vrouw is een persoon en een metro is in een metrostation.
0.3356
0.1074
0.6228
0.1202
0.2139
0.104
Two women with purses walk in an urban location.
Twee vrouwen met tassen lopen in een stedelijke locatie.
Two women are walking outside.
Twee vrouwen lopen naar buiten.
0
To walk is also referred to as walking, and an urban location is usually outside.
Wandelen wordt ook wel wandelen genoemd, en een stedelijke locatie is meestal buiten.
0.2862
0.1135
0.6833
0.1399
0.3199
0.0992
Two women with purses walk in an urban location.
Twee vrouwen met tassen lopen in een stedelijke locatie.
Two men are wearing purses.
Twee mannen dragen tassen.
2
women and men are not the same gender.
Vrouwen en mannen zijn niet hetzelfde geslacht.
0.2854
0.1135
0.1761
0.1256
0.8857
0.15
Two women with purses walk in an urban location.
Twee vrouwen met tassen lopen in een stedelijke locatie.
Two women are walking in New York.
Twee vrouwen lopen in New York.
1
There are many urban locations besides New York.
Er zijn veel stedelijke locaties naast New York.
0.2858
0.1135
0.3028
0.1387
0.7586
0.147
A young child in a pool wearing a life vest.
Een jong kind in een zwembad met een reddingsvest.
The child is playing with toys at home while watching television.
Het kind speelt thuis met speelgoed terwijl hij televisie kijkt.
2
pool and home are not the same.
zwembad en thuis zijn niet hetzelfde.
0.7232
0.1343
0.7033
0.129
0.5164
0.1298
A young child in a pool wearing a life vest.
Een jong kind in een zwembad met een reddingsvest.
The child is swimming.
Het kind zwemt.
0
If someone is in a pool they are usually swimming.
Als iemand in een zwembad zit, zwemmen ze meestal.
0.7229
0.1344
0.6299
0.1284
0.7584
0.1241
A young child in a pool wearing a life vest.
Een jong kind in een zwembad met een reddingsvest.
The child is taking swimming lessons.
Het kind neemt zwemles.
1
The child's presence in a pool and in a life vest does not mean that the child is receiving swimming lessons.
De aanwezigheid van het kind in een zwembad en in een reddingsvest betekent niet dat het kind zwemlessen krijgt.
0.7229
0.1344
0.604
0.1328
0.7105
0.1371
A group of people sitting at a conference table.
Een groep mensen aan een conferentietafel.
Coworkers are having a meeting.
Collega's hebben een vergadering.
1
Just because a group of people are sitting at a conference table that does not mean that they are coworkers.
Gewoon omdat een groep mensen aan een conferentietafel zit die niet betekent dat ze collega's zijn.
0.5899
0.1385
0.6447
0.1305
0.4874
0.1228
A group of people sitting at a conference table.
Een groep mensen aan een conferentietafel.
A group of people are eating at a restaurant.
Een groep mensen eet in een restaurant.
2
conference table and restaurant are not the same.
Conferentietafel en restaurant zijn niet hetzelfde.
0.5892
0.1385
0.9512
0.1523
0.7716
0.1244
A group of people sitting at a conference table.
Een groep mensen aan een conferentietafel.
A group of people are at a conference table.
Een groep mensen zit aan een conferentietafel.
0
people sitting at a conference table are at that conference table.
Mensen aan een conferentietafel zitten aan die conferentietafel.
0.589
0.1385
0.8751
0.1462
0.0
0.1078
Six women and two men are in a meeting.
Zes vrouwen en twee mannen zitten in een vergadering.
A group of people meeting with each other.
Een groep mensen die elkaar ontmoeten.
0
Six women and two men are a group of people.
Zes vrouwen en twee mannen zijn een groep mensen.
0.9453
0.1281
0.74
0.1256
0.9063
0.1064
Six women and two men are in a meeting.
Zes vrouwen en twee mannen zitten in een vergadering.
The group is playing volleyball
De groep speelt volleybal.
2
meeting and volleyball are not the same
bijeenkomst en volleybal zijn niet hetzelfde
0.9449
0.1282
0.9206
0.1531
0.3865
0.1049
Six women and two men are in a meeting.
Zes vrouwen en twee mannen zitten in een vergadering.
The board of directors discussing finances.
De raad van bestuur bespreekt financiën.
1
The presence of men and women in a meeting does not mean that those people are a board of directors.
De aanwezigheid van mannen en vrouwen in een vergadering betekent niet dat deze mensen een raad van bestuur zijn.
0.9453
0.1281
0.7554
0.1326
0.7712
0.1355
Two young people in a department store roughhousing on a couch.
Twee jonge mensen in een warenhuis op een bank.
Young people at a store.
Jonge mensen in een winkel.
0
A department store is a form of store. Two people is referred to as the plural of person which is people.
Een warenhuis is een vorm van winkel. Twee mensen wordt aangeduid als het meervoud van persoon die mensen is.
0.149
0.1007
0.7198
0.1268
0.0303
0.0893
Two young people in a department store roughhousing on a couch.
Twee jonge mensen in een warenhuis op een bank.
Young people mad at each other at department store.
Jonge mensen zijn boos op elkaar.
1
The fact that people are roughhousing does not mean that they are mad at each other.
Het feit dat mensen ruw zijn betekent niet dat ze boos op elkaar zijn.
0.149
0.1007
0.1501
0.1124
0.0125
0.118
Two young people in a department store roughhousing on a couch.
Twee jonge mensen in een warenhuis op een bank.
Young people eating dinner at home.
Jonge mensen eten thuis.
2
department store and home are not the same.
warenhuis en huis zijn niet hetzelfde.
0.1485
0.1007
0.481
0.1159
0.57
0.1164
A group of professionals sitting around a table.
Een groep professionals die aan tafel zitten.
Professionals sitting at a table.
Professionals zitten aan tafel.
0
A group of professionals is referred to in the plural form as professionals and being around a table means that you are at it.
Een groep professionals wordt in de meervoudsvorm aangeduid als professionals en als je rond een tafel staat, betekent dat je er bent.
0.4876
0.1228
0.6053
0.1224
0.2381
0.1139
A group of professionals sitting around a table.
Een groep professionals die aan tafel zitten.
People standing near a table.
Mensen bij een tafel staan.
2
sitting and standing are not the same
zitten en staan zijn niet hetzelfde
0.4881
0.1227
0.1912
0.1204
0.7644
0.141
A group of professionals sitting around a table.
Een groep professionals die aan tafel zitten.
Professional magic the gathering players are playing a match.
Professionele magie de verzamelaars spelen een wedstrijd.
1
Not all groups of professionals will be professional magic the gathering players, and sitting around a table does not mean that they are playing a match.
Niet alle groepen van professionals zal professionele magie de bijeenkomst spelers, en zitten rond een tafel betekent niet dat ze spelen een wedstrijd.
0.4887
0.1227
0.0
0.0561
0.0
0.0596
A dog leaping to catch a Frisbee in the yard.
Een hond springt om een frisbee te vangen in de tuin.
The dog tripped and fell.
De hond struikelde en viel.
1
Not all dogs who leap will trip and fall.
Niet alle honden die springen zullen vallen.
0.3657
0.1116
0.5338
0.1011
0.0001
0.0956
A dog leaping to catch a Frisbee in the yard.
Een hond springt om een frisbee te vangen in de tuin.
The dog is sleeping.
De hond slaapt.
2
The dog leaping cannot be the one sleeping.
Het hondenspringen kan niet degene zijn die slaapt.
0.3651
0.1116
0.809
0.1281
0.0
0.0684
A dog leaping to catch a Frisbee in the yard.
Een hond springt om een frisbee te vangen in de tuin.
The dog is outside.
De hond staat buiten.
0
yard implies outside
yard impliceert buiten
0.3648
0.1117
0.8757
0.133
0.0
0.1039
A woman in a white wedding gown with gold trim standing with a man in a black suit.
Een vrouw in een witte bruidsjurk met gouden rand met een man in een zwart pak.
A woman is wearing a white and gold wedding dress.
Een vrouw draagt een witte en gouden trouwjurk.
0
Rephrasing, a woman is wearing a white and gold dress, which is another word for a gown.
Een vrouw draagt een witte en gouden jurk, wat een ander woord is voor een jurk.
0.296
0.1055
0.954
0.1286
0.1697
0.1
A woman in a white wedding gown with gold trim standing with a man in a black suit.
Een vrouw in een witte bruidsjurk met gouden rand met een man in een zwart pak.
She is standing with her father.
Ze staat bij haar vader.
1
Not every man with a woman is her father.
Niet iedereen met een vrouw is haar vader.
0.2961
0.1055
0.3866
0.1227
0.33
0.1076
A woman in a white wedding gown with gold trim standing with a man in a black suit.
Een vrouw in een witte bruidsjurk met gouden rand met een man in een zwart pak.
The woman is at a funeral.
De vrouw is op een begrafenis.
2
A woman cannot wear a white wedding gown at a funeral.
Een vrouw kan geen witte trouwjurk dragen op een begrafenis.
0.296
0.1055
0.6101
0.117
0.8114
0.1217
A woman in orange work clothes next to a large blue trashcan is helping a man sweep some dirt and water into a dustpan.
Een vrouw in oranje werkkleding naast een grote blauwe vuilnisbak helpt een man wat vuil en water in een stofbak te vegen.
Two men wearing orange jumpsuits are working on the chain gang, cleaning the streets.
Twee mannen in oranje jumpsuits werken aan de kettingbende, de straten schoonmaken.
2
The woman cannot be men.
De vrouw kan geen mannen zijn.
0.4611
0.103
0.109
0.0779
0.2732
0.0964
A woman in orange work clothes next to a large blue trashcan is helping a man sweep some dirt and water into a dustpan.
Een vrouw in oranje werkkleding naast een grote blauwe vuilnisbak helpt een man wat vuil en water in een stofbak te vegen.
A woman working for the city is helping a coworker clean the streets.
Een vrouw die voor de stad werkt helpt een collega de straten schoon te maken.
1
The fact that the woman is in orange work clothes does not mean that she is working for the city, and just because she is helping the man does not mean that she is the man's coworker.
Het feit dat de vrouw in oranje werkkleding is betekent niet dat ze voor de stad werkt, en alleen omdat ze de man helpt betekent niet dat ze de man zijn collega is.
0.4611
0.103
0.6614
0.133
0.4425
0.1102
A woman in orange work clothes next to a large blue trashcan is helping a man sweep some dirt and water into a dustpan.
Een vrouw in oranje werkkleding naast een grote blauwe vuilnisbak helpt een man wat vuil en water in een stofbak te vegen.
A woman is helping a man.
Een vrouw helpt een man.
0
A woman is helping a man is the point of the sentence despite the extra detail that we are given.
Een vrouw helpt een man is het punt van de straf, ondanks de extra details die we krijgen.
0.4604
0.1031
0.8621
0.1241
0.1889
0.1048
A woman in orange work clothes next to a large blue trashcan is helping a man sweep some dirt and water into a dustpan.
Een vrouw in oranje werkkleding naast een grote blauwe vuilnisbak helpt een man wat vuil en water in een stofbak te vegen.
Two men wearing orange jumpsuits are working on the chain gang, cleaning the streets.
Twee mannen in oranje jumpsuits werken aan de kettingbende, de straten schoonmaken.
2
The woman cannot be men.
De vrouw kan geen mannen zijn.
0.4604
0.1031
0.1094
0.0779
0.2708
0.0965