premise_en
stringlengths
7
402
premise_nl
stringlengths
8
417
hypothesis_en
stringlengths
0
295
hypothesis_nl
stringlengths
1
308
label
int32
0
2
explanation_1_en
stringlengths
0
917
explanation_1_nl
stringlengths
3
766
explanation_2_en
stringclasses
1 value
explanation_2_nl
stringclasses
1 value
explanation_3_en
stringclasses
1 value
explanation_3_nl
stringclasses
1 value
da_premise
stringlengths
3
6
mqm_premise
stringlengths
3
7
da_hypothesis
stringlengths
3
6
mqm_hypothesis
stringlengths
3
6
da_explanation_1
stringlengths
3
6
mqm_explanation_1
stringlengths
3
7
da_explanation_2
stringclasses
1 value
mqm_explanation_2
stringclasses
1 value
da_explanation_3
stringclasses
1 value
mqm_explanation_3
stringclasses
1 value
An Indian women sitting down with her hand outstretched, in a blue dress and expensive jewelry.
Een Indiase vrouw met haar hand uitgestrekt, in een blauwe jurk en dure sieraden.
An Indian woman is preparing to shake hands with someone.
Een Indiase vrouw bereidt zich voor om iemand de hand te schudden.
1
Just because the woman has her hand outstretched doesn't mean she is preparing to shake hands with someone.
Alleen omdat de vrouw haar hand uitgestrekt heeft betekent niet dat ze zich voorbereidt om de hand te schudden met iemand.
0.6348
0.1058
0.4945
0.117
0.4103
0.1222
An Indian women sitting down with her hand outstretched, in a blue dress and expensive jewelry.
Een Indiase vrouw met haar hand uitgestrekt, in een blauwe jurk en dure sieraden.
A boy in his school clothes.
Een jongen in zijn schoolkleren.
2
A boy is male and women are female and you cannot be both.
Een jongen is mannelijk en vrouwen zijn vrouwelijk en jij kunt niet allebei zijn.
0.6348
0.1058
0.9293
0.1348
0.3107
0.1187
A collection of boats gathers on the ocean during a sunny day.
Een verzameling boten verzamelt zich op zee tijdens een zonnige dag.
Boats gather on a sunny day.
Boten verzamelen zich op een zonnige dag.
0
A sunny day is sunny regardless of whether it is on the ocean or elsewhere.
Een zonnige dag is zonnig, ongeacht of het op de oceaan of elders is.
0.7703
0.1331
0.6226
0.1191
0.4702
0.1462
A collection of boats gathers on the ocean during a sunny day.
Een verzameling boten verzamelt zich op zee tijdens een zonnige dag.
Boats started to sink in the ocean.
Boten begonnen te zinken in de oceaan.
2
If the boats are gathering together on the ocean then they would not be sinking.
Als de boten samenkomen op de oceaan dan zouden ze niet zinken.
0.7703
0.1331
0.3125
0.1332
0.559
0.1269
A collection of boats gathers on the ocean during a sunny day.
Een verzameling boten verzamelt zich op zee tijdens een zonnige dag.
Boats gather on a sunny day to go fishing.
Boten verzamelen zich op een zonnige dag om te vissen.
1
Just because boats gather on the ocean during a sunny day doesn't mean they are going fishing.
Alleen omdat boten zich op zee verzamelen tijdens een zonnige dag betekent niet dat ze gaan vissen.
0.7703
0.1331
0.5746
0.1309
0.5595
0.1404
Men dressed in camouflage assist in helping clean up a grassy area.
Mannen gekleed in camouflage helpen bij het schoonmaken van een grasveld.
Some soldiers pretend to clean while scoping out a possible enemy village.
Sommige soldaten doen alsof ze schoonmaken terwijl ze een mogelijk vijandelijk dorp zoeken.
2
The soldiers can't be scoping while they clean.
De soldaten kunnen niet zoeken terwijl ze schoonmaken.
0.7627
0.1363
0.3629
0.1115
0.105
0.1008
Men dressed in camouflage assist in helping clean up a grassy area.
Mannen gekleed in camouflage helpen bij het schoonmaken van een grasveld.
Camouflaged soldiers clean up a park.
Gecamoufleerde soldaten ruimen een park op.
1
Men dressed in camouflage do not have to be soldiers.
Mannen in camouflage hoeven geen soldaten te zijn.
0.7624
0.1363
0.7821
0.1407
0.8725
0.1415
Men dressed in camouflage assist in helping clean up a grassy area.
Mannen gekleed in camouflage helpen bij het schoonmaken van een grasveld.
Men help clean a field.
Mannen helpen een veld schoon te maken.
0
In a both sentence,a men is helping.
In beide zin helpt een man.
0.7624
0.1363
0.9234
0.1365
0.0
0.0994
Two dogs are playing in the grass.
Twee honden spelen in het gras.
Dogs are in cages
Honden zijn in kooien
2
They would not be in cages if they are playing on the grass.
Ze zouden niet in kooien zitten als ze op het gras spelen.
0.7369
0.1504
0.2539
0.1378
0.363
0.1321
Two dogs are playing in the grass.
Twee honden spelen in het gras.
Puppies are having fun.
Puppies hebben plezier.
1
Just because two dogs are playing in grass doesn't make them puppies.
Omdat twee honden in het gras spelen, maken ze nog geen puppy's.
0.7369
0.1504
0.88
0.1245
0.0
0.094
Two dogs are playing in the grass.
Twee honden spelen in het gras.
Dogs are playing outside.
Honden spelen buiten.
0
Dogs that are playing in the grass would by inference have to also be playing outside.
Honden die spelen in het gras zou door gevolgtrekkingen moeten ook buiten spelen.
0.7371
0.1502
0.8652
0.1412
0.0
0.0944
A woman stretches her calves next to a public restroom.
Een vrouw strekt haar kuiten uit naast een openbaar toilet.
A woman is learning how to cook.
Een vrouw leert koken.
2
a women is learning how to cook so she is not next to the public restroom.
Een vrouw leert koken zodat ze niet naast het openbaar toilet is.
0.8254
0.1328
0.9736
0.1363
0.4784
0.1124
A woman stretches her calves next to a public restroom.
Een vrouw strekt haar kuiten uit naast een openbaar toilet.
A woman is streching.
Er is een vrouw aan het strelen.
0
The woman is stretching because she is stretching her calves.
De vrouw strekt zich uit omdat ze haar kuiten rekt.
0.8254
0.1328
0.0001
0.0883
0.3183
0.0935
A woman stretches her calves next to a public restroom.
Een vrouw strekt haar kuiten uit naast een openbaar toilet.
A woman is exhausted.
Een vrouw is uitgeput.
1
There is no implication that she is stretching because she is exhausted.
Er is geen implicatie dat ze zich rekt omdat ze uitgeput is.
0.8258
0.1328
0.7787
0.1222
0.0309
0.1042
All the people in the park are trying to make themselves comfortable to enjoy the program set for them.
Alle mensen in het park proberen zich comfortabel te maken om te genieten van het programma voor hen.
People are establishing themselves for the upcoming program.
Mensen zetten zich in voor het komende programma.
0
People who are trying to make themselves comfortable to enjoy a program are by inference also establishing themselves for the program.
Mensen die proberen om zich comfortabel te maken om van een programma te genieten zijn door gevolgtrekkingen ook het vestigen van zichzelf voor het programma.
0.2921
0.1166
0.4246
0.1204
0.0
0.0812
All the people in the park are trying to make themselves comfortable to enjoy the program set for them.
Alle mensen in het park proberen zich comfortabel te maken om te genieten van het programma voor hen.
People are slowly organizing for a jazz concert.
Mensen organiseren langzaam aan voor een jazzconcert.
1
Just because people are trying to make themselves comfortable doesn't mean they are organizing for a jazz concert.
Alleen omdat mensen proberen zich comfortabel te maken betekent niet dat ze organiseren voor een jazzconcert.
0.2923
0.1166
0.3122
0.1181
0.1686
0.1107
All the people in the park are trying to make themselves comfortable to enjoy the program set for them.
Alle mensen in het park proberen zich comfortabel te maken om te genieten van het programma voor hen.
A group of people are picking up and throwing away all the trash left after a concert.
Een groep mensen pikt op en gooit al het afval weg na een concert.
2
They would not be picking up trash if they are making themselves comfortable, you can do either one or the other.
Ze zouden niet het ophalen van vuilnis als ze zich comfortabel maken, kunt u ofwel een of de ander doen.
0.2923
0.1166
0.1508
0.1227
0.0
0.066
A man sits upon a gray horse with a sombrero on.
Een man zit op een grijs paard met een sombrero erop.
a gaucho rides his steed
een gaucho rijdt op zijn paard
1
A man that sits upon a gray horse does not necessarily mean that he is a gaucho.
Een man die op een grijs paard zit betekent niet noodzakelijk dat hij een gaucho is.
0.6106
0.1121
0.5291
0.1161
0.5059
0.1213
A man sits upon a gray horse with a sombrero on.
Een man zit op een grijs paard met een sombrero erop.
two footballers for the broncos sign autographs
twee voetballers voor de broncos tekenen handtekeningen
2
If the man is sitting upon a horse, then he cannot be signing autographs at the same time.
Als de man op een paard zit, dan kan hij geen handtekeningen tegelijk tekenen
0.6105
0.1121
0.0002
0.103
0.2522
0.1244
A man sits upon a gray horse with a sombrero on.
Een man zit op een grijs paard met een sombrero erop.
a man on a gray horse dons a sombrero
een man op een grijs paard een sombrero
0
Dons a sombrero is a rephrasing of with a sombrero
Dons a sombrero is een herhaling van een sombrero
0.6098
0.1122
0.0
0.0782
0.0
0.0645
a boy holding an oar walk through the ocean.
Een jongen die een roeispaan vasthoudt, loopt door de oceaan.
A boy holding an oar walks through the ocean.
Een jongen met een roeispaan loopt door de oceaan.
0
Boy who walks through the ocean walks regardless of location.
Jongen die door de oceaan loopt loopt, ongeacht de locatie.
0.3233
0.1149
0.7605
0.1234
0.0
0.1036
a boy holding an oar walk through the ocean.
Een jongen die een roeispaan vasthoudt, loopt door de oceaan.
A boy holding an oar is looking for his boat.
Een jongen met een roeispaan zoekt zijn boot.
1
Just because the boy is holding an oar while in the ocean doesn't mean he is looking g for his boat.
Alleen omdat de jongen een roeispaan vasthoudt in de oceaan betekent niet dat hij op zoek is naar zijn boot.
0.3233
0.1149
0.6933
0.1037
0.1398
0.1075
a boy holding an oar walk through the ocean.
Een jongen die een roeispaan vasthoudt, loopt door de oceaan.
A dog is sleeping on the chair.
Een hond slaapt op de stoel.
2
A boy is human and a dog is not.
Een jongen is een mens en een hond niet.
0.3267
0.115
0.783
0.121
0.7058
0.1335
A young child riding on a plastic yellow car
Een jong kind rijden op een plastic gele auto
A child rides a plastic car.
Een kind rijdt in een plastic auto.
0
child riding on a plastic car is same as child rides a plastic car
kind rijden op een plastic auto is hetzelfde als kind rijdt een plastic auto
0.7215
0.1075
0.9248
0.1311
0.2714
0.0991
A young child riding on a plastic yellow car
Een jong kind rijden op een plastic gele auto
A child rides a rocking horse.
Een kind rijdt op een hobbelpaard.
2
The child can't be on a horse and a car.
Het kind kan niet op een paard en een auto.
0.7215
0.1075
0.67
0.1246
0.48
0.1135
A young child riding on a plastic yellow car
Een jong kind rijden op een plastic gele auto
A child rides a plastic pedal car.
Een kind rijdt in een plastic pedaalauto.
1
Just because a child rides a car it does not mean it is a pedal car.
Gewoon omdat een kind een auto rijdt betekent het niet dat het een pedaalauto is.
0.7215
0.1075
0.9326
0.1263
0.5649
0.1251
A boy with an oar walks out of the surf and onto a beach.
Een jongen met een roeispaan loopt uit de branding en op een strand.
the boys is outside
de jongens zijn buiten
0
A boy cannot walk out of the surf onto a beach unless he is already outside.
Een jongen kan niet uit de surf lopen op een strand tenzij hij al buiten is.
0.2321
0.1085
0.0296
0.1126
0.2509
0.1157
A boy with an oar walks out of the surf and onto a beach.
Een jongen met een roeispaan loopt uit de branding en op een strand.
Two men fix a red bike on a street corner.
Twee mannen repareren een rode fiets op een straathoek.
2
If the boy is walking out of the surf then he would not be fixing a bike.
Als de jongen uit de branding loopt dan zou hij geen fiets repareren.
0.2321
0.1085
0.7879
0.1265
0.0
0.0923
A boy with an oar walks out of the surf and onto a beach.
Een jongen met een roeispaan loopt uit de branding en op een strand.
the boy is going boating
De jongen gaat varen.
2
He could not be boating if he is walking out of the surf.
Hij kan niet varen als hij uit de branding loopt.
0.2325
0.1085
0.0005
0.1231
0.0002
0.1066
2 hikers are in the water trying to cross.
Twee wandelaars proberen over te steken.
A man is working out at the gym.
Een man traint in de sportschool.
2
Hikers cannot be found in a gym.
Wandelaars zijn niet te vinden in een sportschool.
0.0002
0.105
0.5919
0.1299
0.6681
0.1198
2 hikers are in the water trying to cross.
Twee wandelaars proberen over te steken.
A man and a woman are on their way to hike.
Een man en een vrouw gaan wandelen.
1
2 hikers doesn't always mean man and woman
2 wandelaars betekent niet altijd man en vrouw
0.0002
0.105
0.589
0.1239
0.3002
0.1088
2 hikers are in the water trying to cross.
Twee wandelaars proberen over te steken.
People are trying to cross the water.
Mensen proberen het water over te steken.
0
2 hikers denotes people
2 wandelaars geeft mensen aan
0.0002
0.105
0.096
0.1203
0.0
0.0853
A toddler rides a plastic vehicle while another watches in the background.
Een peuter rijdt in een plastic voertuig terwijl een andere horloges op de achtergrond.
One toddler playing and the other is watching him play.
De ene peuter speelt en de andere ziet hem spelen.
0
A toddler who rides a plastic vehicle is performing a specific type of playing. A toddler who watches in the background is by inference watching him play.
Een peuter die rijdt op een plastic voertuig is het uitvoeren van een specifiek type van spelen. Een peuter die kijkt op de achtergrond is door gevolgtrekking kijken naar hem spelen.
0.1442
0.0846
0.4271
0.11
0.0
0.0794
A toddler rides a plastic vehicle while another watches in the background.
Een peuter rijdt in een plastic voertuig terwijl een andere horloges op de achtergrond.
Two toddlers are being taken to school.
Twee peuters worden naar school gebracht.
2
A toddler is only one and you cannot have two toddlers and only one at the same time.
Een peuter is er maar één en je kunt geen twee peuters hebben en slechts één tegelijk.
0.1438
0.0846
0.7568
0.1472
0.2795
0.1294
A toddler rides a plastic vehicle while another watches in the background.
Een peuter rijdt in een plastic voertuig terwijl een andere horloges op de achtergrond.
Two toddlers are present near a plastic vehicle.
Twee peuters zijn aanwezig in de buurt van een plastic voertuig.
1
Just because a toddler rides a plastic vehicle while another watches in the background doesn't mean they are boss near the vehicle.
Gewoon omdat een peuter rijdt een plastic voertuig, terwijl een andere horloges op de achtergrond betekent niet dat ze de baas in de buurt van het voertuig.
0.1444
0.0846
0.7657
0.121
0.0
0.0541
a boy is carrying a paddle whilst walking through the water on a beach.
Een jongen draagt een peddel terwijl hij door het water loopt op een strand.
A child is in a body of water.
Een kind zit in een waterlichaam.
0
A boy is also a child, and a boy cannot be walking through the water unless that child is already in a body of water.
Een jongen is ook een kind, en een jongen kan niet door het water lopen tenzij dat kind al in een waterlichaam zit.
0.6259
0.136
0.5537
0.1325
0.6341
0.1301
a boy is carrying a paddle whilst walking through the water on a beach.
Een jongen draagt een peddel terwijl hij door het water loopt op een strand.
The boy is laying on the sand.
De jongen ligt op het zand.
2
You cannot be walking if you are laying down.
Je kunt niet lopen als je ligt.
0.6259
0.136
0.8902
0.1384
0.205
0.1262
a boy is carrying a paddle whilst walking through the water on a beach.
Een jongen draagt een peddel terwijl hij door het water loopt op een strand.
The boy is enjoying summer weather.
De jongen geniet van het zomerweer.
1
Just because the boy is walking through the water on a beach doesn't mean he is enjoying summer.
Alleen omdat de jongen door het water loopt op een strand betekent niet dat hij van de zomer geniet.
0.6259
0.136
0.9537
0.1419
0.3883
0.1345
A young girl trying on boots.
Een jong meisje dat laarzen past.
A man is putting on gloves.
Een man trekt handschoenen aan.
2
Boots are not gloves.
Laarzen zijn geen handschoenen.
0.0001
0.1003
0.3853
0.1284
0.6665
0.1237
A young girl trying on boots.
Een jong meisje dat laarzen past.
A human is trying on footwear.
Een mens past schoenen aan.
0
A girl is also a human. A girl trying on boots by inference is at the same time trying on footwear.
Een meisje is ook een mens. Een meisje probeert laarzen aan te doen door gevolgtrekkingen is tegelijkertijd het proberen van schoenen.
0.0001
0.1003
0.1143
0.1152
0.0
0.0961
A young girl trying on boots.
Een jong meisje dat laarzen past.
A girl is trying on pink boots.
Een meisje past roze laarzen.
1
Because a girl is trying on boots doesn't mean is a pink boots.
Omdat een meisje laarzen past betekent niet dat het een roze laarzen is.
0.0001
0.1002
0.6134
0.1372
0.0001
0.1111
Woman sits on a bed in a fashion clothing shop.
Een vrouw zit op een bed in een kledingwinkel.
The woman sitting on the bed is overweight.
De vrouw die op het bed zit is overgewicht.
1
Just because a woman sits on a bed in a fashion clothing shop it does not mean the woman is overweight.
Alleen omdat een vrouw op een bed zit in een mode kledingwinkel betekent dat niet dat de vrouw overgewicht heeft.
0.7968
0.1266
0.4521
0.1058
0.6159
0.1253
Woman sits on a bed in a fashion clothing shop.
Een vrouw zit op een bed in een kledingwinkel.
The woman is sitting.
De vrouw zit.
0
If she sits on a bed, she is sitting.
Als ze op een bed zit, zit ze.
0.7968
0.1266
0.2655
0.114
0.1833
0.0862
Woman sits on a bed in a fashion clothing shop.
Een vrouw zit op een bed in een kledingwinkel.
The woman is sitting on a chair.
De vrouw zit op een stoel.
2
bed not the same as chair
bed niet hetzelfde als stoel
0.7987
0.1265
0.8171
0.1255
0.6313
0.1118
A woman is sitting on a bench looking at her phone.
Een vrouw zit op een bank naar haar telefoon te kijken.
woman plays a game
vrouw speelt een spel
1
Because a person is looking at phone doesn't mean she playing game.
Omdat iemand naar de telefoon kijkt, betekent niet dat ze spelletjes speelt.
0.6917
0.1436
0.5999
0.1057
0.3413
0.1237
A woman is sitting on a bench looking at her phone.
Een vrouw zit op een bank naar haar telefoon te kijken.
boy eats chips
jongen eet chips
2
Woman refers to grown female, boy refers to growing male. Either the person is looking at their phone or eating chips.
Vrouw verwijst naar volwassen vrouw, jongen verwijst naar groeiende man. Ofwel de persoon kijkt naar hun telefoon of het eten van chips.
0.6917
0.1436
0.969
0.1198
0.0894
0.0751
A woman is sitting on a bench looking at her phone.
Een vrouw zit op een bank naar haar telefoon te kijken.
woman looks at phone
vrouw kijkt naar telefoon
0
Looking at phone is the same as looks at phone.
Telefoon kijken is hetzelfde als telefoon.
0.6916
0.1436
0.3565
0.1244
0.0355
0.0986
Beautiful asian girl wears a blue and white striped dress with thigh high boots seated in a clothing store.
Mooi Aziatisch meisje draagt een blauwe en witte gestreepte jurk met dij hoge laarzen zittend in een kledingwinkel.
A woman chases after a shopping cart that is rolling away.
Een vrouw jaagt op een winkelwagentje dat wegrolt.
2
Either the woman is seated in a store, or she chases after a cart. She physically cannot do both simultaneously.
Of de vrouw zit in een winkel, of ze jaagt op een karretje.
0.3823
0.0868
0.3437
0.1044
0.0002
0.1061
Beautiful asian girl wears a blue and white striped dress with thigh high boots seated in a clothing store.
Mooi Aziatisch meisje draagt een blauwe en witte gestreepte jurk met dij hoge laarzen zittend in een kledingwinkel.
A girl seated in a clothing store.
Een meisje in een kledingwinkel.
0
Seated and seated are the same thing.
Zitten en zitten is hetzelfde.
0.3823
0.0868
0.7609
0.1245
0.0007
0.1106
Beautiful asian girl wears a blue and white striped dress with thigh high boots seated in a clothing store.
Mooi Aziatisch meisje draagt een blauwe en witte gestreepte jurk met dij hoge laarzen zittend in een kledingwinkel.
A girl sits in a clothing store while her friend tries on a dress.
Een meisje zit in een kledingwinkel terwijl haar vriendin een jurk aandoet.
1
Because a girl is in a clothing store doesn't mean she is with her friend.
Omdat een meisje in een kledingwinkel is betekent niet dat ze bij haar vriendin is.
0.3823
0.0868
0.6622
0.1243
0.2552
0.1251
A girl wearing rain boots sitting with her bag from totes.
Een meisje met regenlaarzen aan met haar tas van Totes.
A girl got drenched in the rain.
Een meisje werd doorweekt in de regen.
0
Wearing rain boots and got drenched are similar.
Het dragen van regenlaarzen en doordrenkt zijn vergelijkbaar.
0.0001
0.0908
0.1673
0.1232
0.0
0.0743
A girl wearing rain boots sitting with her bag from totes.
Een meisje met regenlaarzen aan met haar tas van Totes.
Some girl is filling her bag with rain water.
Een meisje vult haar tas met regenwater.
2
Either the girl is simply sitting with her bag or she is filling it. Rain water cannot both fill the bag and miss the bag simultaneously.
Of het meisje zit gewoon met haar tas of ze vult het. Regenwater kan niet beide vullen de tas en missen de tas tegelijkertijd.
0.0001
0.0909
0.8104
0.1522
0.0
0.0689
A girl wearing rain boots sitting with her bag from totes.
Een meisje met regenlaarzen aan met haar tas van Totes.
Some girl is wearing a teared rain boots.
Een meisje draagt een gescheurde regenlaarzen.
1
Because a girl is wearing a boots doesn't mean the boots are teared.
Omdat een meisje een laarzen draagt betekent niet dat de laarzen gescheurd zijn.
0.0001
0.0908
0.1994
0.104
0.3973
0.103
A father, wearing a white puma brand shirt, holding his smiling daughter.
Een vader, met een wit overhemd van een puma merk, met zijn glimlachende dochter.
A father is holding his crying daughter.
Een vader houdt zijn huilende dochter vast.
2
Either the daughter is smiling or crying. She cannot do both at the same time.
De dochter lacht of huilt.
0.1487
0.1015
0.7415
0.1284
0.1504
0.1058
A father, wearing a white puma brand shirt, holding his smiling daughter.
Een vader, met een wit overhemd van een puma merk, met zijn glimlachende dochter.
A father is holding his happy daughter.
Een vader houdt zijn gelukkige dochter vast.
0
Holding his daughter is the same as holding his daughter.
Zijn dochter vasthouden is hetzelfde als zijn dochter vasthouden.
0.1487
0.1015
0.7383
0.111
0.5821
0.1083
A father, wearing a white puma brand shirt, holding his smiling daughter.
Een vader, met een wit overhemd van een puma merk, met zijn glimlachende dochter.
A father is outside holding his daughter.
Een vader houdt zijn dochter vast.
1
Because a father is holding his daughter doesn't mean he is outside.
Omdat een vader zijn dochter vasthoudt, betekent niet dat hij buiten is.
0.1487
0.1015
0.7217
0.1222
0.4499
0.1203
A man with red loudspeaker wearing a shirt with German flag colors.
Een man met rode luidspreker met een overhemd met Duitse vlagkleuren.
cat running from dog
kat rennen van hond
2
Man usually refers to grown male human. Cat and dog do not. Either the being is wearing a shirt, or running from another being. Both can be done simultaneously.
De mens verwijst meestal naar volwassen mannelijke mens. Kat en hond niet. Ofwel het wezen draagt een shirt, of vlucht voor een ander wezen. Beide kunnen tegelijkertijd worden gedaan.
0.6141
0.1149
0.0
0.0613
0.0704
0.0737
A man with red loudspeaker wearing a shirt with German flag colors.
Een man met rode luidspreker met een overhemd met Duitse vlagkleuren.
man in shirt
man in shirt
0
Wearing a shirt is the same as in shirt.
Een shirt dragen is hetzelfde als in een shirt.
0.6141
0.1149
0.6619
0.0981
0.5052
0.0867
A man with red loudspeaker wearing a shirt with German flag colors.
Een man met rode luidspreker met een overhemd met Duitse vlagkleuren.
man talking to crowd
man praat tegen menigte
1
Because a man has a loudspeaker doesn't mean his talking to a crowd.
Omdat een man een luidspreker heeft betekent niet dat hij met een menigte praat.
0.6137
0.1149
0.2024
0.1102
0.6213
0.1381
A person jumping into a hole.
Een persoon die in een gat sprong.
A person is jumping into the hole to see how far it goes.
Iemand springt in het gat om te zien hoe ver het gaat.
1
Just because he is jumping, doesn't mean he wants to see how far it goes.
Dat hij springt betekent niet dat hij wil zien hoe ver het gaat.
0.0004
0.1089
0.451
0.1121
0.2834
0.0954
A person jumping into a hole.
Een persoon die in een gat sprong.
A person is near a hole.
Een persoon is in de buurt van een gat.
0
Both subjects are near a hole
Beide personen zijn vlakbij een gat.
0.0004
0.1089
0.2444
0.1211
0.0009
0.1096
A person jumping into a hole.
Een persoon die in een gat sprong.
A person is jumping into a pool.
Een persoon springt in een zwembad.
2
If a person is jumping into a hole, they are not jumping into a pool.
Als iemand in een gat springt, springen ze niet in een zwembad.
0.0004
0.1089
0.6495
0.1421
0.2765
0.1264
A man in a red shirt rappelling down a waterfall with a red rope.
Een man in een rood shirt die een waterval met een rood touw neerhaalt.
A man is by a waterfall.
Een man is bij een waterval.
0
If he is rappelling down a waterfall, it is implied that he is by a waterfall.
Als hij een waterval neerhaalt, wordt hij door een waterval geïmpliceerd.
0.199
0.0866
0.0509
0.1228
0.0
0.0944
A man in a red shirt rappelling down a waterfall with a red rope.
Een man in een rood shirt die een waterval met een rood touw neerhaalt.
A man in a blue shirt falls off a waterfall.
Een man in een blauw hemd valt van een waterval.
2
red not the same as blue
rood niet hetzelfde als blauw
0.199
0.0866
0.3205
0.1253
0.7958
0.1228
A man in a red shirt rappelling down a waterfall with a red rope.
Een man in een rood shirt die een waterval met een rood touw neerhaalt.
A stunt man is doing a trick at a waterfall.
Een stuntman doet een truc bij een waterval.
1
Just because man is rappelling down a waterfall with a red rope it does not mean he is a stuntman doing a trick.
Alleen omdat de mens een waterval met een rood touw neerhaalt, betekent dat niet dat hij een stuntman is die een truc doet.
0.1977
0.0866
0.4881
0.105
0.1939
0.0976
a man in a harness wearing a white hat climbing down a waterfall
een man in een harnas draagt een witte hoed klimmen naar beneden een waterval
A geologist is exploring a waterfall.
Een geoloog verkent een waterval.
1
Because a man is climbing down a waterfall doesn't mean is a geologist.
Omdat een man een waterval beklom, betekent niet dat hij geoloog is.
0.0
0.0982
0.8583
0.1514
0.2754
0.1247
a man in a harness wearing a white hat climbing down a waterfall
een man in een harnas draagt een witte hoed klimmen naar beneden een waterval
A person is climbing down a waterfall wearing a hat and safety gear.
Een persoon klimt over een waterval met een hoed en veiligheidsuitrusting.
0
Climbing don a waterfall is the same as climbing down a waterfall.
Een waterval beklimmen is hetzelfde als een waterval beklimmen.
0.0
0.0982
0.3698
0.1241
0.3862
0.0906
a man in a harness wearing a white hat climbing down a waterfall
een man in een harnas draagt een witte hoed klimmen naar beneden een waterval
A woman is climbing up a rock cliff with a waterfall.
Een vrouw klimt op een rots met een waterval.
2
Man refers to male, woman refers to female. Either the person is climbing down a waterfall or climbing up a cliff. They cannot climb both up and down at the same time.
Man verwijst naar mannetje, vrouw verwijst naar vrouwtje. Ofwel de persoon klimt naar beneden een waterval of klimmen op een klif. Ze kunnen niet klimmen zowel op en neer op hetzelfde moment.
0.0
0.0982
0.3324
0.0982
0.0828
0.0755
A man in red is climbing a waterfall with a red rope.
Een man in het rood beklom een waterval met een rood touw.
The man wearing red climbed the waterfall with a red rope.
De man die rood droeg beklom de waterval met een rood touw.
0
Climbed and climbing are the same.
Klimmen en klimmen zijn hetzelfde.
0.15
0.1224
0.2045
0.1047
0.0
0.0878
A man in red is climbing a waterfall with a red rope.
Een man in het rood beklom een waterval met een rood touw.
The woman climbed the waterfall with the red rope.
De vrouw beklom de waterval met het rode touw.
2
Man refers to male, woman refers to female.
Man verwijst naar man, vrouw verwijst naar vrouw.
0.1505
0.1224
0.1114
0.1137
0.104
0.1041
A man in red is climbing a waterfall with a red rope.
Een man in het rood beklom een waterval met een rood touw.
He was good at it.
Hij was er goed in.
1
Because a man climbing a waterfall doesn't mean he is good at it.
Want een man die een waterval beklom betekent niet dat hij er goed in is.
0.15
0.1224
0.2096
0.1264
0.1798
0.1147
The man in red is propelling down the waterfall.
De man in het rood drijft door de waterval.
The man is a thrill seeker.
De man is een sensatiezoeker.
1
Someone falling or propelling down a waterfall is not necessarily doing it because they are a thrill seeker.
Iemand die valt of een waterval afdrijft, doet het niet noodzakelijk omdat ze een sensatiezoeker zijn.
0.1557
0.1062
0.7005
0.13
0.0759
0.0989
The man in red is propelling down the waterfall.
De man in het rood drijft door de waterval.
The man is descending the waterfall.
De man daalt de waterval af.
0
The person descending the waterfall is in red.
De persoon die de waterval afdaalt is rood.
0.1557
0.1062
0.0
0.0996
0.0
0.0816
The man in red is propelling down the waterfall.
De man in het rood drijft door de waterval.
The man is falling off the cliff.
De man valt van de klif.
2
Propelling down a waterfall and falling off of a cliff are two different types of events.
Het drijven van een waterval en vallen van een klif zijn twee verschillende soorten gebeurtenissen.
0.1557
0.1062
0.3697
0.1198
0.1659
0.0949
A man belaying down a waterfall
Een man die een waterval neerlegt
a dog rests his head
een hond rust zijn hoofd
2
Man refers to male human, dog does not. Either the being is belaying down a waterfall or resting it's head.
De mens verwijst naar de mens, de hond niet. Of het wezen is het leggen van een waterval of rusten het hoofd.
0.0
0.082
0.0188
0.0921
0.0
0.0417
A man belaying down a waterfall
Een man die een waterval neerlegt
a man is falling down a waterfall
een man valt van een waterval
1
Because a man laying down on waterfall doesn't mean he is falling down.
Omdat een man op de waterval ligt betekent niet dat hij valt.
0.0
0.082
0.5492
0.138
0.3168
0.1262
A man belaying down a waterfall
Een man die een waterval neerlegt
a man climbs down a raging waterfall
een man klimt op een razende waterval
0
Belaying down is the same as climbs down.
Afleggen is hetzelfde als naar beneden klimmen.
0.0
0.082
0.2543
0.1303
0.0001
0.0927
A woman in a shiny dress leaps into air under a yellow and blue banner.
Een vrouw in een glimmende jurk springt in de lucht onder een gele en blauwe banner.
A tall human in clothing
Een lange mens in kleding
1
Because a woman is human doesn't mean she is tall.
Omdat een vrouw menselijk is, betekent niet dat ze lang is.
0.7072
0.1197
0.2667
0.0787
0.1286
0.094
A woman in a shiny dress leaps into air under a yellow and blue banner.
Een vrouw in een glimmende jurk springt in de lucht onder een gele en blauwe banner.
A human in clothing
Een mens in kleding
0
Shiny dress is clothing.
Glanzende jurk is kleding.
0.7072
0.1197
0.685
0.1055
0.227
0.0937
A woman in a shiny dress leaps into air under a yellow and blue banner.
Een vrouw in een glimmende jurk springt in de lucht onder een gele en blauwe banner.
Nobody in clothing.
Niemand in kleding.
2
A woman does exist, therefore she can not be nobody. Either the woman is in a dress or she is not in clothing.
Een vrouw bestaat, daarom kan ze niemand zijn. Of de vrouw is in een jurk of ze is niet in kleding.
0.7072
0.1197
0.5108
0.0928
0.3455
0.1096
A young man, holding a book, is teaching in front of a blackboard in a hut.
Een jongeman, met een boek, geeft les voor een schoolbord in een hut.
a man is teaaching
een man is aan het teaachen
0
Teaaching and teaching are the same.
Onderwijzen en onderwijzen zijn hetzelfde.
0.1215
0.1114
0.0
0.1263
0.0
0.1053
A young man, holding a book, is teaching in front of a blackboard in a hut.
Een jongeman, met een boek, geeft les voor een schoolbord in een hut.
the man is at home sleeping
De man slaapt thuis.
2
Either the man is in a hut or at home. He is either sleeping or teaching. He cannot be in both places doing both things simultaneously.
Ofwel zit de man in een hut of thuis. Hij slaapt of geeft les. Hij kan niet op beide plaatsen tegelijk zijn.
0.1206
0.1115
0.6123
0.1346
0.3879
0.1238
A young man, holding a book, is teaching in front of a blackboard in a hut.
Een jongeman, met een boek, geeft les voor een schoolbord in een hut.
the man is a farmer
de man is een boer
1
There is no information showing that the man is a farmer
Er is geen informatie waaruit blijkt dat hij boer is.
0.1206
0.1115
0.9457
0.1394
0.8829
0.1396
A man and his children in a boat.
Een man en zijn kinderen in een boot.
A man and his children fishing on a boat.
Een man en zijn kinderen vissen op een boot.
1
The man and the children could just be boat riding and not fishing.
De man en de kinderen kunnen gewoon bootrijden en niet vissen.
0.7584
0.1211
0.7966
0.1269
0.6227
0.1148
A man and his children in a boat.
Een man en zijn kinderen in een boot.
A man and his children sleeping in their beds.
Een man en zijn kinderen slapen in hun bed.
2
The man and the children can't be sleeping because they're on a boat. They are not in their bed, the man and the children are in a boat.
De man en de kinderen kunnen niet slapen omdat ze op een boot zitten. Ze liggen niet in hun bed, de man en de kinderen zitten in een boot.
0.7583
0.1211
0.796
0.1299
0.6574
0.111
A man and his children in a boat.
Een man en zijn kinderen in een boot.
A man and his children taking a ride on a boat outside.
Een man en zijn kinderen die een boottochtje maken.
0
Being in a boat normally implies taking a ride in this boat outside.
In een boot zitten betekent normaal een ritje maken in deze boot buiten.
0.7583
0.1211
0.1817
0.1059
0.1584
0.1075
A lady wearing black pants and a white shirt is sleeping on a sofa with red pillows.
Een dame met zwarte broek en een wit shirt slaapt op een bank met rode kussens.
THE grass was green
Het gras was groen
1
There is no mention of the grass nor its color.
Er is geen vermelding van het gras, noch zijn kleur.
0.732
0.1255
0.9811
0.1487
0.7647
0.139
A lady wearing black pants and a white shirt is sleeping on a sofa with red pillows.
Een dame met zwarte broek en een wit shirt slaapt op een bank met rode kussens.
a bird was on rocks
een vogel op rotsen
2
There's no bird, just a lady. The lady wasn't on rocks, she's on a sofa.
Er is geen vogel, alleen een dame.
0.7318
0.1255
0.6903
0.1107
0.3015
0.1152
A lady wearing black pants and a white shirt is sleeping on a sofa with red pillows.
Een dame met zwarte broek en een wit shirt slaapt op een bank met rode kussens.
not watched at alll
helemaal niet gezien.
2
The lady can't be watching anything because she's sleeping on a sofa.
De dame kan nergens naar kijken omdat ze op een bank slaapt.
0.7318
0.1255
0.0001
0.0925
0.3201
0.1259
A brown-haired woman sleeping on a couch with her head on a stack of pillows.
Een bruinharige vrouw slaapt op een bank met haar hoofd op een stapel kussens.
the woman is sick
de vrouw is ziek
1
Just because a woman is sleeping on a couch with her head on a stack of pillows it does not mean she is sick.
Gewoon omdat een vrouw slaapt op een bank met haar hoofd op een stapel kussens betekent het niet dat ze ziek is.
0.644
0.1218
0.9756
0.1167
0.787
0.1301
A brown-haired woman sleeping on a couch with her head on a stack of pillows.
Een bruinharige vrouw slaapt op een bank met haar hoofd op een stapel kussens.
the woman has brown hair
de vrouw heeft bruin haar
0
A brown-haired woman has brown hair.
Een bruine vrouw heeft bruin haar.
0.644
0.1218
0.9702
0.1428
0.5304
0.1172
A brown-haired woman sleeping on a couch with her head on a stack of pillows.
Een bruinharige vrouw slaapt op een bank met haar hoofd op een stapel kussens.
the woman is awake
de vrouw is wakker
2
sleeping not the same as awake
slapen niet hetzelfde als wakker
0.644
0.1218
0.81
0.125
0.0
0.096
A young girl is sleeping on the sofa, amidst a bunch of pillows.
Een jong meisje slaapt op de bank, tussen een stel kussens.
A girl is asleep.
Een meisje slaapt.
0
A "girl is sleeping" is a rephrasing of "a girl is asleep"
Een "meisje slaapt" is een herhaling van "een meisje slaapt"
0.854
0.1343
0.7155
0.131
0.2501
0.1132
A young girl is sleeping on the sofa, amidst a bunch of pillows.
Een jong meisje slaapt op de bank, tussen een stel kussens.
A young girl is home sick from school.
Een jong meisje is ziek van school.
1
The young girl could just be sleeping due to exhaustion and not being home sick. Just because she is a young girl doesn't mean she is from school.
Het jonge meisje kan gewoon slapen als gevolg van uitputting en niet thuis ziek zijn.
0.854
0.1343
0.5429
0.0972
0.1304
0.0816
A young girl is sleeping on the sofa, amidst a bunch of pillows.
Een jong meisje slaapt op de bank, tussen een stel kussens.
A young girl talks on the phone.
Een jong meisje aan de telefoon.
2
The girl can't be talking on the phone because she's sleeping on the sofa.
Het meisje kan niet aan de telefoon zijn omdat ze op de bank slaapt.
0.854
0.1343
0.5181
0.1298
0.4787
0.1351
A woman is in a deep sleep without her shoes on.
Een vrouw slaapt diep zonder schoenen.
The woman is using a laptop.
De vrouw gebruikt een laptop.
2
The woman can't be using a laptop because she's in deep sleep.
De vrouw kan geen laptop gebruiken omdat ze diep slaapt.
0.3134
0.1077
0.9781
0.1461
0.594
0.1267
A woman is in a deep sleep without her shoes on.
Een vrouw slaapt diep zonder schoenen.
The woman is laying down without wearing shoes.
De vrouw ligt zonder schoenen te dragen.
0
Being in a deep sleep implies lying down. "Without her soes on" is a rephrasing of "without wearing shoes".
In een diepe slaap zijn betekent liggen. "Zonder haar soes aan" is een herhaling van "zonder schoenen te dragen."
0.3134
0.1077
0.3291
0.115
0.0
0.087
A woman is in a deep sleep without her shoes on.
Een vrouw slaapt diep zonder schoenen.
A woman is sleeping deeply on the bed.
Een vrouw slaapt diep op het bed.
1
The woman could be sleeping on the sofa or on the floor, not just a bed.
De vrouw kan op de bank slapen of op de vloer, niet alleen een bed.
0.316
0.1075
0.7777
0.1235
0.4375
0.0986
The furry brown and white dog is jumping around near a door.
De harige bruine en witte hond springt rond bij een deur.
The dog is fast asleep.
De hond slaapt.
2
jumping not the same as asleep
springen niet hetzelfde als slapen
0.516
0.1099
0.2263
0.1157
0.4698
0.0971
The furry brown and white dog is jumping around near a door.
De harige bruine en witte hond springt rond bij een deur.
The dog his jumping by the door.
De hond die bij de deur springt.
0
A furry brown and white dog is a dog. If he is near a door, it is implied he is by the door.
Een harige bruine en witte hond is een hond. Als hij in de buurt van een deur is, wordt gesuggereerd dat hij bij de deur is.
0.516
0.1099
0.0
0.0956
0.2727
0.0914