premise_en
stringlengths
7
402
premise_nl
stringlengths
8
417
hypothesis_en
stringlengths
0
295
hypothesis_nl
stringlengths
1
308
label
int32
0
2
explanation_1_en
stringlengths
0
917
explanation_1_nl
stringlengths
3
766
explanation_2_en
stringclasses
1 value
explanation_2_nl
stringclasses
1 value
explanation_3_en
stringclasses
1 value
explanation_3_nl
stringclasses
1 value
da_premise
stringlengths
3
6
mqm_premise
stringlengths
3
7
da_hypothesis
stringlengths
3
6
mqm_hypothesis
stringlengths
3
6
da_explanation_1
stringlengths
3
6
mqm_explanation_1
stringlengths
3
7
da_explanation_2
stringclasses
1 value
mqm_explanation_2
stringclasses
1 value
da_explanation_3
stringclasses
1 value
mqm_explanation_3
stringclasses
1 value
The furry brown and white dog is jumping around near a door.
De harige bruine en witte hond springt rond bij een deur.
The dog is wanting its owner to open the door to let him outside.
De hond wil dat de eigenaar de deur opent om hem buiten te laten.
1
Just because a dog is jumping around near a door it does not mean it is wanting its owner to open the door.
Gewoon omdat een hond in de buurt van een deur springt betekent het niet dat hij wil dat zijn eigenaar de deur opent.
0.5169
0.1098
0.4603
0.138
0.4023
0.1306
A Snowboarder in mid jump with a large building in the background, perhaps a hotel.
Een snowboarder midden in de sprong met een groot gebouw op de achtergrond, misschien een hotel.
Someone performs an outdoor sport.
Iemand doet een buitensport.
1
There are many outdoor sports, not just snowboarding.
Er zijn veel buitensporten, niet alleen snowboarden.
0.1974
0.0982
0.1738
0.1137
0.8783
0.1392
A Snowboarder in mid jump with a large building in the background, perhaps a hotel.
Een snowboarder midden in de sprong met een groot gebouw op de achtergrond, misschien een hotel.
Olaf tap dances.
Olaf tapdansen.
2
There is no Olaf, just a snowboarder. The snowboarder can't be tap dancing because he's in mid jump.
De snowboarder kan niet tapdansen omdat hij midden in de sprong zit.
0.1981
0.0982
0.0006
0.0717
0.2506
0.0942
A Snowboarder in mid jump with a large building in the background, perhaps a hotel.
Een snowboarder midden in de sprong met een groot gebouw op de achtergrond, misschien een hotel.
A snowboarder jumps.
Een snowboarder springt.
0
That the snowboarder is in mid jump imlies that he jumps.
Dat de snowboarder midden in de sprong implies dat hij springt.
0.1972
0.0983
0.6117
0.112
0.0
0.0726
A woman wearing blue and orange graduation robes holds a book up for a group of people.
Een vrouw met blauwe en oranje diploma-uitreikingsjas heeft een boek voor een groep mensen.
A woman is wearing blue and orange
Een vrouw draagt blauw en oranje
0
If a woman is wearing blue and orange graduation robes, she is wearing blue and orange
Als een vrouw blauwe en oranje gewaden draagt, draagt ze blauw en oranje.
0.01
0.0898
0.9307
0.1245
0.1707
0.0969
A woman wearing blue and orange graduation robes holds a book up for a group of people.
Een vrouw met blauwe en oranje diploma-uitreikingsjas heeft een boek voor een groep mensen.
A woman is eating
Een vrouw eet
2
holds not the same as eating
houdt niet hetzelfde als eten
0.01
0.0898
0.4132
0.1048
0.0
0.0521
A woman wearing blue and orange graduation robes holds a book up for a group of people.
Een vrouw met blauwe en oranje diploma-uitreikingsjas heeft een boek voor een groep mensen.
A woman is performing.
Een vrouw treedt op.
1
Just because a woman wearing blue and orange graduation robes it does not mean she is performing.
Gewoon omdat een vrouw draagt blauw en oranje diploma-uitreiking gewaden betekent niet dat ze optreedt.
0.01
0.0898
0.0023
0.1382
0.0
0.1053
A girl in pink slides down the slide at a playground.
Een meisje in roze glijdt van de glijbaan bij een speeltuin.
A girl is sliding down the slide in the rain.
Een meisje glijdt door de glijbaan in de regen.
1
Just because the girl slides in the playground doesn't mean that there is rain.
Dat het meisje in de speeltuin glijdt betekent niet dat er regen is.
0.5825
0.1134
0.5807
0.1302
0.3017
0.1289
A girl in pink slides down the slide at a playground.
Een meisje in roze glijdt van de glijbaan bij een speeltuin.
A girl slides down the playground slide.
Een meisje glijdt door de speeltuin glijbaan.
0
"The slide at a playground" is a rephrasing of "the playground slide".
"De glijbaan bij een speeltuin" is een rephrasing van "de speeltuin glijbaan."
0.5831
0.1135
0.3957
0.1154
0.3608
0.1075
A girl in pink slides down the slide at a playground.
Een meisje in roze glijdt van de glijbaan bij een speeltuin.
A girl is sitting at home watching TV.
Een meisje zit thuis tv te kijken.
2
The girl is at the playground, not at home. She can't be watching tv, she's sliding down the slide.
Het meisje is op de speeltuin, niet thuis, ze kan niet tv kijken, ze glijdt naar beneden.
0.5831
0.1135
0.786
0.1553
0.0013
0.1019
A young woman jumps from one bench to another.
Een jonge vrouw springt van de ene bank naar de andere.
A girl is running away from the cops.
Een meisje vlucht voor de politie.
1
The young girl could just be playing and not running away from the cops.
Het jonge meisje kan gewoon spelen en niet weglopen van de politie.
0.5504
0.1222
0.7545
0.1382
0.5159
0.1148
A young woman jumps from one bench to another.
Een jonge vrouw springt van de ene bank naar de andere.
A female is leaping.
Een vrouwtje springt.
0
That the woman jumps implies that she is leaping.
Dat de vrouw springt betekent dat ze springt.
0.5507
0.1222
0.019
0.1176
0.0
0.0912
A young woman jumps from one bench to another.
Een jonge vrouw springt van de ene bank naar de andere.
A girl is sitting on her couch.
Er zit een meisje op haar bank.
2
There is no little girl, just a young woman. The woman can't be sitting on her couch because she's jumping.
Die vrouw kan niet op haar bank zitten omdat ze springt.
0.5512
0.1221
0.8788
0.1344
0.2092
0.1079
A young woman in sweatpants looks behind her while standing near the public toilets.
Een jonge vrouw in een joggingbroek kijkt achter haar terwijl ze bij de openbare toiletten staat.
A young woman is about to use the bathroom.
Een jonge vrouw gaat naar de wc.
1
By standing near to toilet does not mean that she wants to use bathroom.
Door dicht bij het toilet te staan betekent niet dat ze de badkamer wil gebruiken.
0.3995
0.1272
0.7615
0.1439
0.3051
0.1299
A young woman in sweatpants looks behind her while standing near the public toilets.
Een jonge vrouw in een joggingbroek kijkt achter haar terwijl ze bij de openbare toiletten staat.
A young woman in the kitchen.
Een jonge vrouw in de keuken.
2
Answer; Public toilets and kitchen cannot be in the same place.
Antwoord; Openbare toiletten en keuken kunnen niet op dezelfde plaats zijn.
0.4004
0.1272
0.9212
0.1285
0.8498
0.1376
A young woman in sweatpants looks behind her while standing near the public toilets.
Een jonge vrouw in een joggingbroek kijkt achter haar terwijl ze bij de openbare toiletten staat.
A young woman standing in public toilets.
Een jonge vrouw die in openbare toiletten staat.
0
Young woman in sweatpants is a type of young woman.
Jonge vrouw in joggingbroek is een soort jonge vrouw.
0.4008
0.1272
0.3251
0.1289
0.2618
0.0973
A man wearing a plaid shirt is holding a microphone while standing in a room.
Een man met een geruit shirt houdt een microfoon vast terwijl hij in een kamer staat.
A man is giving a speech to a group of co workers.
Een man geeft een toespraak aan een groep medewerkers.
1
Not all men with microphones are giving a speech to co workers.
Niet alle mannen met microfoons geven een toespraak aan collega's.
0.0973
0.1191
0.7122
0.1398
0.5385
0.1332
A man wearing a plaid shirt is holding a microphone while standing in a room.
Een man met een geruit shirt houdt een microfoon vast terwijl hij in een kamer staat.
A man is holding a microphone in a room.
Een man heeft een microfoon in een kamer.
0
A man holding a microphone while standing in a room is definitely holding a microphone in a room.
Een man die een microfoon vasthoudt terwijl hij in een kamer staat, houdt zeker een microfoon vast in een kamer.
0.0962
0.1192
0.6801
0.1352
0.3212
0.1259
A man wearing a plaid shirt is holding a microphone while standing in a room.
Een man met een geruit shirt houdt een microfoon vast terwijl hij in een kamer staat.
A Woman is giving a speech to a room full of clowns.
Een vrouw geeft een toespraak voor een kamer vol clowns.
2
A man is not a woman.
Een man is geen vrouw.
0.0962
0.1192
0.5761
0.1141
0.9429
0.1281
A brown-haired man with glasses is wearing a burgundy hooded sweatshirt while sitting at a dinner table checking his cellphone.
Een bruinharige man met een bril draagt een bordeaux capuchon sweatshirt terwijl hij aan een eettafel zit om zijn mobiel te controleren
The man is looking at his phone.
De man kijkt naar zijn telefoon.
0
To be checking his cellphone the man must be looking at his phone.
Om zijn mobieltje te controleren moet de man naar zijn telefoon kijken.
0.1633
0.1107
0.7818
0.1468
0.1416
0.114
A brown-haired man with glasses is wearing a burgundy hooded sweatshirt while sitting at a dinner table checking his cellphone.
Een bruinharige man met een bril draagt een bordeaux capuchon sweatshirt terwijl hij aan een eettafel zit om zijn mobiel te controleren
A man is riding a turtle through the jungle.
Een man rijdt op een schildpad door de jungle.
2
The man can't be riding a turtle because he's checking his cellphone. The man can't be in a jungle because he's at the dinner table.
De man kan niet op een schildpad rijden omdat hij zijn mobieltje controleert.
0.1633
0.1107
0.7495
0.1116
0.2093
0.0961
A brown-haired man with glasses is wearing a burgundy hooded sweatshirt while sitting at a dinner table checking his cellphone.
Een bruinharige man met een bril draagt een bordeaux capuchon sweatshirt terwijl hij aan een eettafel zit om zijn mobiel te controleren
The man is texting his lover.
De man sms't zijn minnaar.
1
Just because a man is checking his phone doesn't mean he is texting his lover.
Dat een man zijn telefoon controleert betekent niet dat hij zijn geliefde sms't.
0.1628
0.1108
0.2249
0.1193
0.4089
0.1251
A brown-haired man with glasses is wearing a burgundy hooded sweatshirt while sitting at a dinner table checking his cellphone.
Een bruinharige man met een bril draagt een bordeaux capuchon sweatshirt terwijl hij aan een eettafel zit om zijn mobiel te controleren
The man is wearing jeans.
De man draagt een spijkerbroek.
1
Not all men wear jeans.
Niet alle mannen dragen een jeans.
0.1628
0.1108
0.7274
0.1381
0.9297
0.1322
A brown-haired man with glasses is wearing a burgundy hooded sweatshirt while sitting at a dinner table checking his cellphone.
Een bruinharige man met een bril draagt een bordeaux capuchon sweatshirt terwijl hij aan een eettafel zit om zijn mobiel te controleren
a man in glasses fusses with a phone at a table
een man met een bril met een telefoon aan tafel
0
"At a dinner table checkng his cellphone" is a rephrasing of "with a phone at a table".
"Bij een eettafel zijn mobiel controleren" is een herhaling van "met een telefoon aan een tafel."
0.1628
0.1108
0.1647
0.0942
0.0
0.0859
A brown-haired man with glasses is wearing a burgundy hooded sweatshirt while sitting at a dinner table checking his cellphone.
Een bruinharige man met een bril draagt een bordeaux capuchon sweatshirt terwijl hij aan een eettafel zit om zijn mobiel te controleren
The man is asleep in the Jeep.
Hij slaapt in de Jeep.
2
The man can't be sleeping, he's checking his cellphone. He's not in the jeep, he's at the dinner table.
Hij zit niet in de jeep, maar aan de eettafel.
0.1628
0.1108
0.5213
0.1228
0.0445
0.098
A brown-haired man with glasses is wearing a burgundy hooded sweatshirt while sitting at a dinner table checking his cellphone.
Een bruinharige man met een bril draagt een bordeaux capuchon sweatshirt terwijl hij aan een eettafel zit om zijn mobiel te controleren
a rude guy interrupts everyone else with his stupid phone
een onbeleefde kerel onderbreekt iedereen met zijn stomme telefoon
1
not every guy has brown hair.
Niet elke man heeft bruin haar.
0.1628
0.1108
0.001
0.1022
0.8752
0.1408
A brown-haired man with glasses is wearing a burgundy hooded sweatshirt while sitting at a dinner table checking his cellphone.
Een bruinharige man met een bril draagt een bordeaux capuchon sweatshirt terwijl hij aan een eettafel zit om zijn mobiel te controleren
The man is wearing a blue track suit.
De man draagt een blauw trainingspak.
2
The man is either wearing a hooded sweatshirt or a blue track suit.
De man draagt een sweatshirt met capuchon of een blauw trainingspak.
0.1628
0.1108
0.7677
0.1291
0.7255
0.1273
A brown-haired man with glasses is wearing a burgundy hooded sweatshirt while sitting at a dinner table checking his cellphone.
Een bruinharige man met een bril draagt een bordeaux capuchon sweatshirt terwijl hij aan een eettafel zit om zijn mobiel te controleren
The man is rude.
De man is onbeleefd.
0
When a man is sitting at a dinner table checking his cellphone, ones can feel like this is a rude behaviour.
Als een man aan een eettafel zijn mobieltje aan het controleren is, kunnen ze voelen dat dit een onbeleefd gedrag is.
0.1636
0.1107
0.096
0.1071
0.2763
0.1185
A brown-haired man with glasses is wearing a burgundy hooded sweatshirt while sitting at a dinner table checking his cellphone.
Een bruinharige man met een bril draagt een bordeaux capuchon sweatshirt terwijl hij aan een eettafel zit om zijn mobiel te controleren
some lady walks into a wall because she was on her phone
een dame loopt tegen een muur omdat ze op haar telefoon was
2
A man is not a lady.
Een man is geen dame.
0.1631
0.1108
0.0
0.088
0.7605
0.1261
A brown-haired man with glasses is wearing a burgundy hooded sweatshirt while sitting at a dinner table checking his cellphone.
Een bruinharige man met een bril draagt een bordeaux capuchon sweatshirt terwijl hij aan een eettafel zit om zijn mobiel te controleren
The man is seated.
De man zit.
0
A person sitting at a dinner table must be seated.
Er moet iemand aan een eettafel zitten.
0.1631
0.1108
0.0001
0.1138
0.2426
0.1231
A brown-haired man with glasses is wearing a burgundy hooded sweatshirt while sitting at a dinner table checking his cellphone.
Een bruinharige man met een bril draagt een bordeaux capuchon sweatshirt terwijl hij aan een eettafel zit om zijn mobiel te controleren
The man is reading a text.
De man leest een sms.
1
not every man has brown hair.
Niet elke man heeft bruin haar.
0.1631
0.1108
0.4431
0.1311
0.9027
0.1398
A brown-haired man with glasses is wearing a burgundy hooded sweatshirt while sitting at a dinner table checking his cellphone.
Een bruinharige man met een bril draagt een bordeaux capuchon sweatshirt terwijl hij aan een eettafel zit om zijn mobiel te controleren
A man checks his phone at a table.
Een man controleert zijn telefoon aan een tafel.
0
cellphone can be shortened to phone
mobiele telefoon kan worden verkort tot telefoon
0.1632
0.1107
0.5928
0.1255
0.7176
0.1037
A brown-haired man with glasses is wearing a burgundy hooded sweatshirt while sitting at a dinner table checking his cellphone.
Een bruinharige man met een bril draagt een bordeaux capuchon sweatshirt terwijl hij aan een eettafel zit om zijn mobiel te controleren
The man is dressed as a clown and making balloon animals for dogs.
De man is verkleed als clown en maakt ballondieren voor honden.
2
A man is either wearing a burgundy hooded sweatshirt or is dressed as a clown.
Een man draagt een bordeaux capuchon sweater of is verkleed als een clown.
0.1635
0.1107
0.5291
0.1109
0.5474
0.1145
A brown-haired man with glasses is wearing a burgundy hooded sweatshirt while sitting at a dinner table checking his cellphone.
Een bruinharige man met een bril draagt een bordeaux capuchon sweatshirt terwijl hij aan een eettafel zit om zijn mobiel te controleren
A man is checking a text message he just received.
Een man controleert een sms die hij net heeft ontvangen.
1
not every man has brown hair.
Niet elke man heeft bruin haar.
0.1635
0.1107
0.5175
0.1368
0.9024
0.14
A man in a maroon hooded sweatshirt plays with his phone after finishing a meal and some beers at a restaurant.
Een man in een bruine capuchon sweatshirt speelt met zijn telefoon na het eten en wat biertjes in een restaurant.
man checks score of game on phone
man controleert score van het spel op de telefoon
1
not every man wear maroon.
Niet elke man draagt een bruine.
0.2032
0.0905
0.2306
0.0927
0.4365
0.1058
A man in a maroon hooded sweatshirt plays with his phone after finishing a meal and some beers at a restaurant.
Een man in een bruine capuchon sweatshirt speelt met zijn telefoon na het eten en wat biertjes in een restaurant.
man on phone
man aan de telefoon
0
if he plays with his phone he has to be on a phone
Als hij met zijn telefoon speelt, moet hij bellen.
0.2029
0.0906
0.5469
0.0858
0.2468
0.1098
A man in a maroon hooded sweatshirt plays with his phone after finishing a meal and some beers at a restaurant.
Een man in een bruine capuchon sweatshirt speelt met zijn telefoon na het eten en wat biertjes in een restaurant.
dog in water
hond in water
2
A man is not a dog.
Een man is geen hond.
0.2029
0.0906
0.8654
0.1077
0.945
0.1256
Two friends are eating beef at a dinner table gathering.
Twee vrienden eten rundvlees aan tafel.
They were old friends.
Het waren oude vrienden.
1
Just because two people are eating together that does not mean they are old friends.
Dat twee mensen samen eten betekent niet dat ze oude vrienden zijn.
0.3092
0.1165
0.978
0.114
0.8183
0.1263
Two friends are eating beef at a dinner table gathering.
Twee vrienden eten rundvlees aan tafel.
They were enjoying each other's company.
Ze genoten van elkaars gezelschap.
0
A gathering is a form of company.
Een bijeenkomst is een vorm van gezelschap.
0.3115
0.1165
0.8839
0.1293
0.3647
0.1269
Two friends are eating beef at a dinner table gathering.
Twee vrienden eten rundvlees aan tafel.
The friends were eating chicken.
De vrienden waren kip aan het eten.
2
Beef is not chicken.
Rundvlees is geen kip.
0.3115
0.1165
0.6163
0.1209
0.711
0.1055
A woman with long hair jumps from a stone bench to another.
Een vrouw met lang haar springt van een stenen bank naar een andere.
A woman with long hair does somersaults in the grass.
Een vrouw met lang haar doet salto's in het gras.
2
A stone bench is not grass.
Een stenen bank is geen gras.
0.3805
0.1054
0.0259
0.0936
0.2656
0.0951
A woman with long hair jumps from a stone bench to another.
Een vrouw met lang haar springt van een stenen bank naar een andere.
A woman in long brown hair is having fun on benches.
Een vrouw in lang bruin haar heeft plezier op banken.
1
not all woman has long hair.
Niet alle vrouwen hebben lang haar.
0.3796
0.1054
0.4867
0.0903
0.9441
0.1369
A woman with long hair jumps from a stone bench to another.
Een vrouw met lang haar springt van een stenen bank naar een andere.
A woman with long hair is jumping on stone benches.
Een vrouw met lang haar springt op stenen banken.
0
if she jumps from a stone bench to another then she is jumping on more then one bench, hence jumping of stone benches
als ze springt van een stenen bank naar een andere dan springt ze op meer dan een bank, vandaar springen van stenen banken
0.3796
0.1054
0.3188
0.0925
0.0001
0.0768
Man enjoys food at family style eatery.
De mens houdt van eten in familiestijl eetgelegenheid.
A man is at his office.
Er is een man op kantoor.
2
eatery not the same as office
eetgelegenheid niet hetzelfde als kantoor
0.3031
0.0908
0.6382
0.1407
0.2535
0.1048
Man enjoys food at family style eatery.
De mens houdt van eten in familiestijl eetgelegenheid.
A man is in a restaurant.
Een man is in een restaurant.
0
Man enjoys food at...eatery implies a man is in a restaurant.
De mens houdt van eten bij...eatery betekent dat een man in een restaurant zit.
0.3031
0.0908
0.9289
0.136
0.0
0.0648
Man enjoys food at family style eatery.
De mens houdt van eten in familiestijl eetgelegenheid.
A man is eating too much food.
Een man eet te veel eten.
1
eating is an action of food taken
eten is een actie van voedsel genomen
0.3031
0.0908
0.915
0.1199
0.0
0.0814
The woman in the blue coat is talking on the cellphone while hanging up the gas pump.
De vrouw in de blauwe jas praat op de telefoon terwijl ze de gaspomp ophangt.
The woman is going inside to pay her bill
De vrouw gaat haar rekening betalen.
2
pump not the same as inside
pomp niet hetzelfde als binnen
0.54
0.1099
0.3583
0.1169
0.0
0.075
The woman in the blue coat is talking on the cellphone while hanging up the gas pump.
De vrouw in de blauwe jas praat op de telefoon terwijl ze de gaspomp ophangt.
The woman just got done filling up her car
De vrouw is net klaar met het vullen van haar auto
1
Just because a woman is hanging up the gas pump it does not mean she just got done filling up her car.
Alleen omdat een vrouw de benzinepomp ophangt... betekent dat niet dat ze net klaar is met het vullen van haar auto.
0.5392
0.11
0.5979
0.1251
0.513
0.1112
The woman in the blue coat is talking on the cellphone while hanging up the gas pump.
De vrouw in de blauwe jas praat op de telefoon terwijl ze de gaspomp ophangt.
The woman is talking on the phone
De vrouw aan de telefoon.
0
a cellphone is a phone.
Een mobiel is een telefoon.
0.5398
0.1099
0.461
0.1137
0.9849
0.1373
A woman in a blue helmet and red pants riding a motorcycle.
Een vrouw met een blauwe helm en rode broek met een motorfiets.
A woman is riding a motorcycle on a racetrack.
Een vrouw rijdt op een motorfiets op een renbaan.
1
not every woman has a motorcycle and a helmet.
Niet elke vrouw heeft een motor en een helm.
0.3586
0.1035
0.7952
0.134
0.9229
0.1278
A woman in a blue helmet and red pants riding a motorcycle.
Een vrouw met een blauwe helm en rode broek met een motorfiets.
A woman is riding a motorcycle.
Een vrouw rijdt op een motor.
0
riding a motorcycle is the same as riding a motorcycle
rijden op een motorfiets is hetzelfde als rijden op een motorfiets
0.3589
0.1035
0.9878
0.1344
0.9418
0.1203
A woman in a blue helmet and red pants riding a motorcycle.
Een vrouw met een blauwe helm en rode broek met een motorfiets.
A woman is driving a car.
Een vrouw rijdt in een auto.
2
A motorcycle is not a car.
Een motor is geen auto.
0.3599
0.1035
0.9382
0.1387
0.9293
0.1407
A dog is trotting through a shallow stream
Een hond loopt door een ondiepe stroom.
The animal uns into the deep lake.
Het dier gaat het diepe meer in.
2
A shallow stream is not a deep lake.
Een ondiepe stroom is geen diep meer.
0.0115
0.1108
0.0
0.1066
0.0001
0.1001
A dog is trotting through a shallow stream
Een hond loopt door een ondiepe stroom.
The dog is searching for his stick in the water.
De hond zoekt zijn stok in het water.
1
not all water is in a stream.
Niet alle water is in een beek.
0.0121
0.1108
0.5797
0.1157
0.5095
0.1384
A dog is trotting through a shallow stream
Een hond loopt door een ondiepe stroom.
The animal runs through water.
Het dier loopt door water.
0
a shallow stream contains water
een ondiepe stroom bevat water
0.0119
0.1108
0.6755
0.1096
0.6038
0.1437
A little boy playing and running through a tire maze.
Een kleine jongen die door een bandendoolhof loopt.
The little boy is having fun.
De kleine jongen heeft plezier.
1
Playing and running does not imply having fun.
Spelen en hardlopen betekent niet dat je plezier hebt.
0.0
0.0855
0.8455
0.1264
0.5446
0.1078
A little boy playing and running through a tire maze.
Een kleine jongen die door een bandendoolhof loopt.
The little boy is sitting down.
Het jongetje gaat zitten.
2
sitting not the same as playing
zitten niet hetzelfde als spelen
0.0
0.0854
0.2619
0.1131
0.0
0.0688
A little boy playing and running through a tire maze.
Een kleine jongen die door een bandendoolhof loopt.
The little boy is doing physical activity.
De kleine jongen doet lichamelijke activiteit.
0
running is physical activity.
rennen is lichamelijke activiteit.
0.0
0.0854
0.106
0.1326
0.7471
0.1342
A young man in a subway walking.
Een jongeman in een metro.
A young man is walking to catch a subway car.
Een jongeman loopt om een metro te pakken.
1
not every car is a subway.
Niet elke auto is een metro.
0.3326
0.1151
0.4317
0.126
0.5411
0.1121
A young man in a subway walking.
Een jongeman in een metro.
A man walks underground.
Een man loopt onder de grond.
0
underground is another term for subway
ondergronds is een andere term voor metro
0.3326
0.1151
0.4202
0.1321
0.5937
0.1297
A young man in a subway walking.
Een jongeman in een metro.
A young man walking.
Een jonge man die loopt.
0
if he is in a subway walking then he has to be walking
Als hij in een metro loopt dan moet hij lopen
0.3326
0.1151
0.296
0.1132
0.003
0.102
A young man in a subway walking.
Een jongeman in een metro.
A young man is driving a car.
Een jongeman rijdt in een auto.
2
Walking is not driving.
Lopen is niet rijden.
0.3326
0.1151
0.9367
0.136
0.8307
0.1305
A young man in a subway walking.
Een jongeman in een metro.
A young man sits on a bench at the train station.
Een jongeman zit op een bank bij het treinstation.
2
A man is either walking or sits on a bench.
Een man loopt of zit op een bankje.
0.3326
0.1151
0.9813
0.1411
0.6377
0.1274
A young man in a subway walking.
Een jongeman in een metro.
A woman is above ground.
Een vrouw is boven de grond.
2
A man is either a woman.
Een man is ofwel een vrouw.
0.3319
0.1151
0.6594
0.1083
0.9303
0.122
A young man in a subway walking.
Een jongeman in een metro.
A young man in a subway.
Een jongeman in een metro.
0
in a subway is the same as in a subway
in een metro is hetzelfde als in een metro
0.3319
0.1151
0.8043
0.1292
0.0
0.0846
A young man in a subway walking.
Een jongeman in een metro.
A young man in a subway walking to catch the next subway car.
Een jongeman in een metro die loopt om de volgende metro te pakken.
1
not every car is a subway.
Niet elke auto is een metro.
0.3319
0.1151
0.0
0.1035
0.5403
0.1121
A young man in a subway walking.
Een jongeman in een metro.
a young man is walk through the subway to get to his train.
Een jongeman loopt door de metro om bij zijn trein te komen
1
not every train is in a subway.
Niet elke trein zit in een metro.
0.3319
0.1151
0.6388
0.1377
0.7162
0.1139
A young man in a subway walking.
Een jongeman in een metro.
A young man in a trait station.
Een jongeman in een trekstation.
1
Not all subway is in a trait station.
Niet alle metro is in een trait station.
0.3309
0.1151
0.0253
0.0904
0.0427
0.0811
A young man in a subway walking.
Een jongeman in een metro.
a man is walking in the subway.
Een man loopt in de metro.
0
walking in the subway is a rewriting of in a subway walking
wandelen in de metro is een herschrijven van in een metro lopen
0.3309
0.1151
0.7411
0.1301
0.0862
0.12
A young man in a subway walking.
Een jongeman in een metro.
A young man in a subway running.
Een jongeman in een metro.
2
walking and running are not the same.
wandelen en rennen zijn niet hetzelfde.
0.3317
0.1151
0.0689
0.111
0.7982
0.1365
A young man in a subway walking.
Een jongeman in een metro.
a young man is chasing a terrorist through the subway tunnel.
Een jongeman achtervolgt een terrorist door de metrotunnel.
2
walking and chasing are not the same.
wandelen en jagen zijn niet hetzelfde.
0.3317
0.1151
0.6609
0.1233
0.6684
0.1243
A young man in a subway walking.
Een jongeman in een metro.
A young man is in the subway.
Er is een jongeman in de metro.
0
if he is in a subway walking then he has to be in the subway
Als hij in een metro loopt dan moet hij in de metro zijn
0.3317
0.1151
0.7638
0.1235
0.0001
0.1011
A young man in a subway walking.
Een jongeman in een metro.
A man has gone down some stairs.
Er is een man naar beneden gegaan.
1
A young man in a subway walking has not necessarily gone down some stairs.
Een jonge man in een metro loopt niet per se een trap af.
0.3306
0.115
0.0
0.1008
0.1788
0.1087
Three cowboys on horses work together to rope a calf.
Drie cowboys werken samen om een kalf te strelen.
A girl is unleashing her dog.
Een meisje laat haar hond los.
2
dog and calf are not the same.
Honden en kalfs zijn niet hetzelfde.
0.5883
0.0956
0.4986
0.1274
0.7647
0.1258
Three cowboys on horses work together to rope a calf.
Drie cowboys werken samen om een kalf te strelen.
The cowboys want to keep the calf.
De cowboys willen het kalf houden.
1
Just because three cowboys on horses work together to rope a calf does not mean that they want to keep the calf.
Alleen omdat drie cowboys op paarden samenwerken om een kalf te strelen betekent niet dat ze het kalf willen houden.
0.5895
0.0956
0.7929
0.0996
0.4928
0.0999
Three cowboys on horses work together to rope a calf.
Drie cowboys werken samen om een kalf te strelen.
Cowboys are roping a calf.
Cowboys maken een kalf.
0
cowboys are cowboys, a calf is a calf.
Cowboys zijn cowboys, een kalf is een kalf.
0.5902
0.0956
0.0
0.0585
0.6704
0.1168
a group of children running with a dog down a grassy hill.
een groep kinderen die rennen met een hond van een grasheuvel.
A dog is chasing a group of children.
Een hond jaagt op een groep kinderen.
1
Running with does not imply chasing.
Rennen met impliceert niet achtervolgen.
0.1576
0.0979
0.8942
0.1382
0.0
0.0678
a group of children running with a dog down a grassy hill.
een groep kinderen die rennen met een hond van een grasheuvel.
A group of dogs are running with a child.
Een groep honden rent met een kind.
2
dog not the same as child
hond niet hetzelfde als kind
0.1566
0.0979
0.2376
0.1045
0.5893
0.1046
a group of children running with a dog down a grassy hill.
een groep kinderen die rennen met een hond van een grasheuvel.
Children are running with a dog.
Kinderen rennen met een hond.
0
A group of children are children.
Een groep kinderen zijn kinderen.
0.1576
0.0979
0.4936
0.1031
0.8662
0.1285
Many people shop and sell at busy produce market.
Veel mensen winkelen en verkopen op drukke productiemarkt.
There are a ton of people
Er zijn veel mensen.
1
Many people does not imply a ton of people.
Veel mensen impliceren geen ton mensen.
0.7377
0.1239
0.6961
0.133
0.0
0.0914
Many people shop and sell at busy produce market.
Veel mensen winkelen en verkopen op drukke productiemarkt.
THe market is outdoors.
De markt is buiten.
0
Produce markets are outdoors
Productiemarkten zijn buiten
0.7379
0.1239
0.2512
0.1265
0.0002
0.1349
Many people shop and sell at busy produce market.
Veel mensen winkelen en verkopen op drukke productiemarkt.
The people are eating salads.
De mensen eten salades.
2
shop not the same as eating
winkel niet hetzelfde als eten
0.7389
0.1238
0.7283
0.1336
0.0
0.0727
A rodeo is going on with cowboys riding and roping.
Een rodeo gaat door met cowboys rijden en ropen.
Cowboys are at a fashion show.
Cowboys zijn op een modeshow.
2
fashion show and rodeo are not the same.
modeshow en rodeo zijn niet hetzelfde.
0.1897
0.0728
0.5878
0.1148
0.7886
0.1217
A rodeo is going on with cowboys riding and roping.
Een rodeo gaat door met cowboys rijden en ropen.
People are riding animals.
Mensen rijden op dieren.
0
cowboys are people, they are riding.
Cowboys zijn mensen, ze rijden.
0.1897
0.0728
0.6009
0.1023
0.3438
0.1009
A rodeo is going on with cowboys riding and roping.
Een rodeo gaat door met cowboys rijden en ropen.
Cowboys are trying to rope a bull.
Cowboys proberen een stier te strikken.
1
Cowboys are not always trying to rope a bull.
Cowboys proberen niet altijd een stier te strikken.
0.189
0.0728
0.0001
0.0873
0.2047
0.1025
People shopping in an open produce market.
Mensen winkelen in een open productiemarkt.
People shopping for cars in the produce market.
Mensen die auto's kopen op de productiemarkt.
2
Shopping in an open produce market is different to shopping for cars in the produce market.
Winkelen in een open productiemarkt is anders dan winkelen voor auto's in de productiemarkt.
0.7144
0.13
0.0011
0.098
0.7708
0.1174
People shopping in an open produce market.
Mensen winkelen in een open productiemarkt.
People buying produce in an outdoor market
Mensen kopen producten in een openluchtmarkt
0
A produce market can be outside in the open, therefore a open produce market is an outdoor market
Een productiemarkt kan buiten de markt liggen, dus een open productiemarkt is een open markt
0.7149
0.1301
0.836
0.141
0.2181
0.1254
People shopping in an open produce market.
Mensen winkelen in een open productiemarkt.
People buying lettuce in an open produce market.
Mensen kopen sla in een open productiemarkt.
1
Not all shopping is for lettuce.
Niet alleen winkelen is voor sla.
0.7149
0.1301
0.0
0.085
0.0
0.0882
The people are horseback riding.
De mensen rijden paard.
The people hopped in their go-karts and were off to the races.
De mensen sprongen in hun go-karts en gingen naar de races.
2
go-karts and horseback riding are not the same.
go-karts en paardrijden zijn niet hetzelfde.
0.5762
0.1105
0.5533
0.111
0.7546
0.1148
The people are horseback riding.
De mensen rijden paard.
The polo game was running a bit longer than expected.
Het polospel liep wat langer dan verwacht.
1
People are not necessarily horseback riding in polo game.
Mensen zijn niet per se paardrijden in polo spel.
0.5762
0.1105
0.9104
0.1228
0.0
0.0744
The people are horseback riding.
De mensen rijden paard.
There are people riding horses.
Er zijn mensen die paardrijden.
0
horseback riding means riding horses.
paardrijden betekent paardrijden.
0.5748
0.1105
0.5783
0.1248
0.0
0.0913
A group of children running down a hill.
Een groep kinderen rent van een heuvel af.
child runs down a hill
kind loopt van een heuvel
1
THE CHILD IS GOING DOWN
Het kind gaat naar beneden
0.3592
0.1242
0.0
0.1045
0.0001
0.1057
A group of children running down a hill.
Een groep kinderen rent van een heuvel af.
Kids playing near the hill
Kinderen spelen bij de heuvel
0
children are kids.
Kinderen zijn kinderen.
0.3567
0.1242
0.3506
0.1054
0.9382
0.1309
A group of children running down a hill.
Een groep kinderen rent van een heuvel af.
Children's are having breakfast
Kinderen ontbijten.
2
running and having breakfast are not the same.
hardlopen en ontbijten zijn niet hetzelfde.
0.3558
0.1242
0.3378
0.1048
0.7339
0.1234
The man from SUA Honda is fixing the bike tire.
De man van SUA Honda repareert de fietsband.
The man is near the tire.
De man is bij de band.
0
the man fixing the tire is from SUA Honda
de man die de band repareert is van SUA Honda
0.103
0.0799
0.0001
0.1088
0.0001
0.0822
The man from SUA Honda is fixing the bike tire.
De man van SUA Honda repareert de fietsband.
The man is fixing the child's bike.
De man repareert de fiets van het kind.
1
It is not implied that the man is fixing a child's bike
Het is niet impliciet dat de man een kinderfiets repareert.
0.1055
0.0799
0.6345
0.1177
0.5661
0.1235
The man from SUA Honda is fixing the bike tire.
De man van SUA Honda repareert de fietsband.
The man is playing the piano at the rock concert.
Hij speelt piano bij het rockconcert.
2
One cannot play the piano at a rock concert and fix a bike tire simultaneously
Men kan niet piano spelen bij een rockconcert en tegelijkertijd een fietsband maken
0.1041
0.0799
0.6874
0.1212
0.3324
0.0988
A group of people are walking through a city street.
Een groep mensen loopt door een stadsstraat.
The farmers are in the field.
De boeren zijn in het veld.
2
field and street are not the same.
Veld en straat zijn niet hetzelfde.
0.8915
0.1539
0.5504
0.1222
0.8441
0.1365
A group of people are walking through a city street.
Een groep mensen loopt door een stadsstraat.
A group of people are sightseeing in the city.
Een groep mensen is sightseeing in de stad.
1
Not all group of people walking through a city street are sightseeing.
Niet alle mensen die door een stadsstraat lopen zijn sightseeing.
0.8913
0.1539
0.2721
0.1366
0.0
0.0982
A group of people are walking through a city street.
Een groep mensen loopt door een stadsstraat.
there are pigs everywhere
Er zijn overal varkens
2
people and pigs are not the same.
Mensen en varkens zijn niet hetzelfde.
0.8916
0.1538
0.9285
0.149
0.8394
0.1374