premise_en
stringlengths
7
402
premise_nl
stringlengths
8
417
hypothesis_en
stringlengths
0
295
hypothesis_nl
stringlengths
1
308
label
int32
0
2
explanation_1_en
stringlengths
0
917
explanation_1_nl
stringlengths
3
766
explanation_2_en
stringclasses
1 value
explanation_2_nl
stringclasses
1 value
explanation_3_en
stringclasses
1 value
explanation_3_nl
stringclasses
1 value
da_premise
stringlengths
3
6
mqm_premise
stringlengths
3
7
da_hypothesis
stringlengths
3
6
mqm_hypothesis
stringlengths
3
6
da_explanation_1
stringlengths
3
6
mqm_explanation_1
stringlengths
3
7
da_explanation_2
stringclasses
1 value
mqm_explanation_2
stringclasses
1 value
da_explanation_3
stringclasses
1 value
mqm_explanation_3
stringclasses
1 value
A woman is pushing her child in a four-wheeled cart.
Een vrouw duwt haar kind in een wagen met vier wielen.
A clown is pushing a cart with a baby elephant down the street.
Een clown duwt een kar met een babyolifant in de straat.
2
A woman is not a clown and a child is not a baby elephant.
Een vrouw is geen clown en een kind is geen babyolifant.
0.6248
0.12
0.5024
0.0936
0.8049
0.1258
Woman helping young child ride a yellow pedal powered cart.
Vrouw helpen jong kind rijden een gele pedaal aangedreven kar.
A mother is helping her child learn to use his trike.
Een moeder helpt haar kind zijn trike te gebruiken.
1
A woman help a child ride doesn't have to be the child's mother
Een vrouw helpt een kind rijden hoeft niet de moeder van het kind te zijn
0.1657
0.0767
0.2224
0.0982
0.3107
0.1033
Woman helping young child ride a yellow pedal powered cart.
Vrouw helpen jong kind rijden een gele pedaal aangedreven kar.
A lady is helping a child with a toy.
Een dame helpt een kind met speelgoed.
0
a cart can be a toy
een kar kan een speelgoed zijn
0.1661
0.0767
0.6513
0.1019
0.5469
0.1177
Woman helping young child ride a yellow pedal powered cart.
Vrouw helpen jong kind rijden een gele pedaal aangedreven kar.
A man and a dog are playing fetch.
Een man en een hond zijn aan het halen.
2
A woman is not a man and a child is not a dog.
Een vrouw is geen man en een kind is geen hond.
0.1661
0.0767
0.0
0.0752
0.9029
0.1395
A line of people staring at the vehicles on the dirt track
Een lijn van mensen staren naar de voertuigen op de vuilbaan
a line of people staring on the dirt track
een lijn van mensen staren op de zandbaan
0
we have dirt track in both examples
we hebben vuilspoor in beide voorbeelden
0.0
0.1175
0.0001
0.1167
0.1705
0.1127
A line of people staring at the vehicles on the dirt track
Een lijn van mensen staren naar de voertuigen op de vuilbaan
a line of people staring at the vehicles on the road
een lijn van mensen staren naar de voertuigen op de weg
1
Vehicles on a dirt track doesnt mean they are on the road.
Voertuigen op een vuilspoor betekent niet dat ze op de weg zijn.
0.0
0.1175
0.0239
0.127
0.2895
0.1173
A line of people staring at the vehicles on the dirt track
Een lijn van mensen staren naar de voertuigen op de vuilbaan
a line of people staring at the vehicles on the roof
een lijn van mensen staren naar de voertuigen op het dak
2
If the vehicle is on the dirt track it can't be on the roof.
Als het voertuig op het zandspoor ligt, kan het niet op het dak zijn.
0.0
0.1175
0.1109
0.1056
0.5077
0.11
A woman with brown hair paints a picture on an easel while sitting outside.
Een vrouw met bruin haar schildert een afbeelding op een ezel terwijl ze buiten zit.
A female painter is outdoors.
Een vrouwelijke schilder is buiten.
0
outdoors and outside can be the same place
buiten en buiten kan dezelfde plaats zijn
0.3078
0.1129
0.6928
0.095
0.0
0.1025
A woman with brown hair paints a picture on an easel while sitting outside.
Een vrouw met bruin haar schildert een afbeelding op een ezel terwijl ze buiten zit.
A woman is riding a bicycle.
Een vrouw rijdt op een fiets.
2
They are either riding a bicycle or painting a picture.
Ze rijden op een fiets of schilderen een foto.
0.3078
0.1129
0.9874
0.1485
0.5433
0.106
A woman with brown hair paints a picture on an easel while sitting outside.
Een vrouw met bruin haar schildert een afbeelding op een ezel terwijl ze buiten zit.
While painting a picture outside, a crowd gathers around the painter.
Tijdens het schilderen van een foto buiten, een menigte verzamelt rond de schilder.
1
A painter is not bound to be a woman.
Een schilder moet geen vrouw zijn.
0.3078
0.1129
0.3348
0.1041
0.8467
0.117
A man takes a picture of a sign.
Een man neemt een foto van een teken.
There is a sign.
Er is een teken.
0
If a man takes a picture of the sign then the sign is there.
Als een man een foto van het bord maakt dan is het bord er.
0.4614
0.1174
0.5907
0.1285
0.6703
0.1155
A man takes a picture of a sign.
Een man neemt een foto van een teken.
The man holds a camera.
De man heeft een camera.
1
A man taking a picture does not necessarily hold a camera.
Een man die een foto neemt, hoeft geen camera vast te houden.
0.4614
0.1174
0.7696
0.1242
0.3253
0.123
A man takes a picture of a sign.
Een man neemt een foto van een teken.
A woman takes a picture of a sign.
Een vrouw neemt een foto van een teken.
2
man and woman are different people
man en vrouw zijn verschillende mensen
0.4634
0.1173
0.5153
0.1208
0.9849
0.1303
Man takes a picture in a dark setting.
De mens neemt een foto in een donkere omgeving
Person creates image in low light.
Persoon maakt beeld in laag licht
0
picture and image can be the same thing
afbeelding en afbeelding kunnen hetzelfde zijn
0.3831
0.1221
0.4231
0.1167
0.0002
0.1163
Man takes a picture in a dark setting.
De mens neemt een foto in een donkere omgeving
The man found it easiest to capture souls when the lighting allowed him to focus solely on his targets with greater precision.
De man vond het het makkelijkst om zielen te vangen toen de verlichting hem in staat stelde zich met grotere precisie te concentreren op zijn doelwitten.
1
Capture souls doesn't have to mean taking pictures.
Zielen vangen betekent niet dat je foto's moet nemen.
0.3826
0.1221
0.4452
0.1004
0.0011
0.097
Man takes a picture in a dark setting.
De mens neemt een foto in een donkere omgeving
Man views picture in bright sunlight.
De mens ziet beeld in helder zonlicht.
2
The man either views a picture, or takes a picture. He is either in bright sunlight, or he is in a dark setting.
De man bekijkt een foto, of neemt een foto. Hij is in helder zonlicht, of hij is in een donkere omgeving.
0.3816
0.1222
0.286
0.1133
0.3626
0.1117
A man photographing a large concrete wall.
Een man fotografeert een grote betonnen muur.
Nobody is photographing.
Niemand fotografeert.
2
Either a man is photographing, or nobody is photographing at all.
Of een man fotografeert, of helemaal niemand fotografeert.
0.8415
0.1264
0.8369
0.1297
0.6051
0.1246
A man photographing a large concrete wall.
Een man fotografeert een grote betonnen muur.
A human photographing
Een menselijk fotograferen
0
A man is a human.
Een man is een mens.
0.8415
0.1264
0.0001
0.0942
0.9708
0.1404
A man photographing a large concrete wall.
Een man fotografeert een grote betonnen muur.
A tall human photographing.
Een lange menselijke foto's.
1
All men photographing are not tall.
Alle mannen die fotograferen zijn niet lang.
0.8422
0.1263
0.0
0.0679
0.0
0.0703
A track athlete in red and white carrying a large pole.
Een atleet in rood en wit met een grote paal.
A man sits on a pole.
Een man zit op een paal.
2
One cannot be carrying a pole and sitting on a pole at the same time.
Men kan niet tegelijkertijd een paal dragen en op een paal zitten.
0.253
0.096
0.7452
0.1273
0.1369
0.1197
A track athlete in red and white carrying a large pole.
Een atleet in rood en wit met een grote paal.
A track athlete gets ready for their turn at the pole vault.
Een atleet maakt zich klaar voor hun beurt bij de paalkluis.
1
Just because a track athlete is carrying a large pole it does not mean they gets ready for their turn at the pole vault.
Gewoon omdat een atleet een grote paal draagt, betekent het niet dat ze zich klaar maken voor hun beurt bij de paalkluis.
0.253
0.096
0.2869
0.0834
0.2644
0.0938
A track athlete in red and white carrying a large pole.
Een atleet in rood en wit met een grote paal.
An athlete carries a pole.
Een atleet draagt een paal.
0
Track athlete indicates what type of athlete. Large pole describes the pole in size.
Track atleet geeft aan welk type atleet. Grote paal beschrijft de paal in grootte.
0.2531
0.096
0.2947
0.1289
0.0
0.0755
A sign on a brown barrel.
Een bord op een bruine ton.
The sign is a label for the barrel
Het teken is een label voor het vat
1
A sign on a brown barrel does not necessary that it a label for the barrel
Een bord op een bruine vat is niet nodig dat het een etiket voor het vat
0.0
0.0952
0.2953
0.1146
0.0
0.0708
A sign on a brown barrel.
Een bord op een bruine ton.
The barrel is round
Het vat is rond.
0
a brown barrel simply means barrel is round
een bruin vat betekent gewoon dat het vat rond is
0.0
0.0953
0.0001
0.1253
0.1693
0.1033
A sign on a brown barrel.
Een bord op een bruine ton.
The sign is above the barrel attached to the wall.
Het bordje is boven het vat bevestigd aan de muur.
2
It is either on a barrel, or above the barrel.
Het is ofwel op een vat, of boven het vat.
0.0
0.0953
0.6333
0.1091
0.2684
0.109
dog in air
hond in de lucht
A dog in the air.
Een hond in de lucht.
0
a dog can be in the air
een hond kan in de lucht
0.3115
0.0989
0.759
0.1113
0.0
0.1096
dog in air
hond in de lucht
A dog is jumping for a treat.
Een hond springt voor een traktatie.
1
Sentence 1 is missing jumping for a treat
Zin 1 ontbreekt springen voor een traktatie
0.3115
0.0989
0.0
0.0942
0.0
0.0465
dog in air
hond in de lucht
A dog is laying on the ground.
Een hond ligt op de grond.
2
The dog is either in the air, or it is laying on the ground.
De hond is ofwel in de lucht, of het ligt op de grond.
0.3115
0.0989
0.866
0.132
0.6274
0.0977
Some barefoot young boy are wearing red and holding black containers.
Een jongen met blote voeten draagt rood en houdt zwarte containers vast.
Some barefoot African boys are wearing containers.
Sommige op blote voeten Afrikaanse jongens dragen containers.
1
Some barefoot young boy are wearing red and holding black containers does not imply that they are African boys
Sommige blote voeten jonge jongen dragen rood en met zwarte containers betekent niet dat het Afrikaanse jongens
0.2153
0.0906
0.2923
0.114
0.0
0.0661
Some barefoot young boy are wearing red and holding black containers.
Een jongen met blote voeten draagt rood en houdt zwarte containers vast.
Some barefoot girls are shopping for shoes.
Sommige blote voeten meisjes winkelen voor schoenen.
2
It is either one boy, or multiple girls.
Het is één jongen, of meerdere meisjes.
0.215
0.0906
0.3056
0.1108
0.8626
0.1109
Some barefoot young boy are wearing red and holding black containers.
Een jongen met blote voeten draagt rood en houdt zwarte containers vast.
Some barefoot boys are wearing containers.
Sommige blote voeten jongens dragen containers.
0
boys can be young
jongens kunnen jong zijn
0.2152
0.0906
0.212
0.1024
0.5143
0.1003
A group of people on the sidelines of an ATV race.
Een groep mensen aan de zijkant van een ATV race.
A racer's family cheers her on from the sidelines.
De familie van een racer juicht haar aan vanaf de zijlijn.
1
Just because a group of people on the sidelines of an ATV race does not imply that a racer's family cheers her on from the sidelines.
Gewoon omdat een groep mensen aan de zijlijn van een ATV-race niet impliceert dat de familie van een racer haar vanaf de zijlijn juicht.
0.4049
0.1049
0.0
0.0937
0.0932
0.0972
A group of people on the sidelines of an ATV race.
Een groep mensen aan de zijkant van een ATV race.
A group of people in an elevator.
Een groep mensen in een lift.
2
They cannot be in an elevator if they are on the sidelines of an ATV race.
Ze kunnen niet in een lift als ze aan de zijlijn van een ATV race.
0.4055
0.1048
0.3982
0.1267
0.3051
0.1059
A group of people on the sidelines of an ATV race.
Een groep mensen aan de zijkant van een ATV race.
Spectators watch a race.
Toeschouwers kijken naar een race.
0
on the sidelines there are spectators
aan de zijlijn zijn er toeschouwers
0.4055
0.1048
0.6505
0.1417
0.6004
0.1357
Two men working with the computer within their apartment.
Twee mannen werken met de computer in hun appartement.
Two men are working with their tablets
Twee mannen werken met hun tabletten.
2
The men cannot be working with their tablets if they are working on their computer in their apartment.
De mannen kunnen niet werken met hun tabletten als ze werken op hun computer in hun appartement.
0.8298
0.1351
0.2705
0.1128
0.5629
0.1252
Two men working with the computer within their apartment.
Twee mannen werken met de computer in hun appartement.
Two men are installing software and working online
Twee mannen installeren software en werken online
1
Just because men are working with a computer it does not mean they are installing software and working online.
Alleen omdat mannen werken met een computer betekent het niet dat ze software installeren en online werken.
0.8299
0.1352
0.6771
0.1424
0.6944
0.1417
Two men working with the computer within their apartment.
Twee mannen werken met de computer in hun appartement.
Two women are using a computer.
Twee vrouwen gebruiken een computer.
2
They are either men or women.
Het zijn mannen of vrouwen.
0.8294
0.1351
0.9671
0.1343
0.8529
0.1258
Two men working with the computer within their apartment.
Twee mannen werken met de computer in hun appartement.
Two men are typing on their computer.
Twee mannen typen op hun computer.
1
Two men working with the computer within their apartment does not necessary that they are typing on their computer.
Twee mannen werken met de computer in hun appartement niet nodig dat ze typen op hun computer.
0.8294
0.1351
0.8149
0.1419
0.167
0.0926
Two men working with the computer within their apartment.
Twee mannen werken met de computer in hun appartement.
Two men in red working.
Twee mannen in het rood werken.
1
Two men working with the computer within their apartment does not imply that they are in red working.
Twee mannen werken met de computer in hun appartement niet impliceert dat ze in het rood werken.
0.8298
0.1352
0.2215
0.1084
0.0001
0.0861
Two men working with the computer within their apartment.
Twee mannen werken met de computer in hun appartement.
Two men are working with a computer
Twee mannen werken met een computer.
0
working with the computer within their apartment is the same thing as working with a computer.
werken met de computer in hun appartement is hetzelfde als werken met een computer.
0.8296
0.1351
0.9774
0.1347
0.6982
0.1097
Two men working with the computer within their apartment.
Twee mannen werken met de computer in hun appartement.
Two men are using a computer.
Twee mannen gebruiken een computer.
0
there are men in both sentences
Er zijn mannen in beide zinnen
0.8302
0.1351
0.9737
0.1365
0.0069
0.1286
Two men working with the computer within their apartment.
Twee mannen werken met de computer in hun appartement.
The men are watching TV in their house.
De mannen kijken TV in hun huis.
2
They are either working with the computer, or watching TV.
Ze werken met de computer of kijken tv.
0.8296
0.1351
0.7227
0.1351
0.7388
0.1351
Two men working with the computer within their apartment.
Twee mannen werken met de computer in hun appartement.
Two men are inside.
Twee mannen zijn binnen.
0
if they are within their apartment, they are inside
Als ze in hun appartement zijn, zijn ze binnen
0.8286
0.1352
0.839
0.1174
0.0071
0.1109
Two men working with the computer within their apartment.
Twee mannen werken met de computer in hun appartement.
Two men working indoors.
Twee mannen werken binnen.
0
if they are within their apartment, that is indoors
als ze in hun appartement, dat is binnen
0.8301
0.1351
0.6012
0.1227
0.0
0.0829
Two men working with the computer within their apartment.
Twee mannen werken met de computer in hun appartement.
Two men working outdoors.
Twee mannen die buiten werken.
2
They cannot be within their apartment if they are outdoors.
Ze kunnen niet in hun appartement zijn als ze buiten zijn.
0.8291
0.1351
0.2134
0.1092
0.3605
0.1316
Two men working with the computer within their apartment.
Twee mannen werken met de computer in hun appartement.
Two men are standing in the yard.
Er staan twee mannen in de tuin.
2
Working and standing is not the same.
Werken en staan is niet hetzelfde.
0.8292
0.1352
0.6804
0.1329
0.7037
0.1329
Two men working with the computer within their apartment.
Twee mannen werken met de computer in hun appartement.
Two men are working on school assignments.
Twee mannen werken aan schoolopdrachten.
1
not all men are near an apartment.
Niet alle mannen zijn vlakbij een appartement.
0.8305
0.1352
0.8922
0.1284
0.4902
0.0992
Two men working with the computer within their apartment.
Twee mannen werken met de computer in hun appartement.
Some people are doing chores electronically in their house.
Sommige mensen doen elektronisch werk in hun huis.
1
Two men working with the computer within their apartment does not necessary that they are doing chores electronically in their house.
Twee mannen werken met de computer in hun appartement niet nodig dat ze doen taken elektronisch in hun huis.
0.8305
0.1352
0.398
0.1326
0.0
0.0759
Two men working with the computer within their apartment.
Twee mannen werken met de computer in hun appartement.
There is a computer in their apartment.
Er is een computer in hun appartement.
0
if they are working with a computer within their apartment, then there is a computer in their apartment
als ze werken met een computer in hun appartement, dan is er een computer in hun appartement
0.8305
0.1352
0.9859
0.1531
0.5379
0.1169
A golden dog is jumping in an attempt to catch a ball.
Een gouden hond springt in een poging om een bal te vangen.
A dog with light colored fur is playing.
Een hond met licht gekleurde vacht speelt.
0
a golden dog would have light colored fur. if it is jumping in an attempt to catch a ball, that is playing
een gouden hond zou hebben licht gekleurde bont. als het springt in een poging om een bal te vangen, dat is spelen
0.3389
0.0927
0.6962
0.1211
0.0
0.069
A golden dog is jumping in an attempt to catch a ball.
Een gouden hond springt in een poging om een bal te vangen.
A championship retriever is practicing.
Een kampioenschap retriever is aan het oefenen.
1
we don't know that the dog is a championship retriever or that it is practicing.
We weten niet of de hond een kampioenschap retriever is of dat hij aan het oefenen is.
0.3388
0.0927
0.0
0.0829
0.1814
0.1067
A golden dog is jumping in an attempt to catch a ball.
Een gouden hond springt in een poging om een bal te vangen.
A cat is playing ball.
Een kat speelt mee.
2
A dog is not a cat.
Een hond is geen kat.
0.3388
0.0927
0.2803
0.1216
0.9799
0.1396
Young child using tools on a machine.
Jong kind met gereedschap op een machine.
Sad child using tools on a machine.
Triest kind met gereedschap op een machine.
1
Young child using tools on a machine does not imply that child is sad
Jong kind met behulp van gereedschap op een machine betekent niet dat kind is verdrietig
0.3429
0.1056
0.0135
0.0932
0.219
0.0755
Young child using tools on a machine.
Jong kind met gereedschap op een machine.
Young man using tools on a machine.
Jongeman met gereedschap op een machine.
2
A child is not a man.
Een kind is geen man.
0.3429
0.1056
0.2818
0.1078
0.782
0.1259
Young child using tools on a machine.
Jong kind met gereedschap op een machine.
Young person using tools on a machine.
Jonge persoon met gereedschap op een machine.
0
a child is a person
een kind is een persoon
0.3429
0.1056
0.4202
0.1094
0.7388
0.135
A dog jumping in midair above grass.
Een hond die in de lucht boven gras springt.
A dog jumping.
Een hond springt.
0
midair above grass tells where the dog is jumping
middenlucht boven gras vertelt waar de hond springt
0.2679
0.0928
0.2716
0.1044
0.0
0.0536
A dog jumping in midair above grass.
Een hond die in de lucht boven gras springt.
A dog jumping for a frisbee.
Een hond springt voor een frisbee.
1
Just because a dog is jumping midair it does not mean it is jumping for a frisbee.
Gewoon omdat een hond midden in de lucht springt betekent het niet dat hij voor een frisbee springt.
0.2679
0.0928
0.15
0.0975
0.1234
0.1006
A dog jumping in midair above grass.
Een hond die in de lucht boven gras springt.
A cat cleaning itself in the gravel.
Een kat die zichzelf schoonmaakt in het grind.
2
There can either be a dog or a cat.
Er kan een hond of een kat zijn.
0.2674
0.0928
0.0001
0.1053
0.9897
0.12
A tennis player is competing in the London 2012 Olympics and is leaping off the ground while swinging the racket.
Een tennisspeler doet mee aan de Olympische Spelen van Londen 2012 en springt van de grond terwijl hij de herrie zwaait.
A professional tennis player serving a tennis ball at competition in the 2012 London Olympics.
Een professionele tennisspeler die een tennisbal serveert tijdens de Olympische Spelen van Londen 2012.
1
You can not infer the tennis player is a professional.
De tennisspeler is een professional.
0.2366
0.091
0.525
0.1341
0.6391
0.1302
A tennis player is competing in the London 2012 Olympics and is leaping off the ground while swinging the racket.
Een tennisspeler doet mee aan de Olympische Spelen van Londen 2012 en springt van de grond terwijl hij de herrie zwaait.
A tennis player playing in the 2012 London Olympics leaping from the ground and swinging their racket to return a serve outside.
Een tennisspeler die speelt in de Olympische Spelen van Londen 2012 die van de grond springt en hun racket zwaait om een portie buiten terug te brengen.
0
player competing doesn't have to be to return a serve
speler concurreren hoeft niet te zijn om een server terug te geven
0.2366
0.091
0.0
0.0625
0.0
0.0554
A tennis player is competing in the London 2012 Olympics and is leaping off the ground while swinging the racket.
Een tennisspeler doet mee aan de Olympische Spelen van Londen 2012 en springt van de grond terwijl hij de herrie zwaait.
A tennis player hitting their tennis ball against the wall as they sit in bed.
Een tennisspeler die hun tennisbal tegen de muur slaat terwijl ze in bed zitten.
2
There are no beds in the Olympics.
Er zijn geen bedden in de Olympische Spelen.
0.2366
0.091
0.3348
0.1
0.7701
0.1237
A group of four enjoy the blue water on their jet skis.
Een groep van vier geniet van het blauwe water op hun jetski's.
They are driving the jet skis on the interstate.
Ze rijden in de jetski's op de snelweg.
2
The interstate is not blue water.
De snelweg is geen blauw water.
0.7464
0.129
0.2069
0.1231
0.349
0.1258
A group of four enjoy the blue water on their jet skis.
Een groep van vier geniet van het blauwe water op hun jetski's.
There are four people.
Er zijn vier mensen.
0
a group of four would be four people
een groep van vier zou vier mensen zijn
0.746
0.129
0.9741
0.1249
0.3305
0.1053
A group of four enjoy the blue water on their jet skis.
Een groep van vier geniet van het blauwe water op hun jetski's.
The people are a family.
De mensen zijn een familie.
1
Not all people are family.
Niet alle mensen zijn familie.
0.7458
0.129
0.7795
0.1305
0.7394
0.1109
Two smaller dogs and one larger dog with a puffy white tail are playing in a field.
Twee kleinere honden en een grotere hond met een gezwollen witte staart spelen in een veld.
a couple of dogs are playing fetch
een paar honden spelen apport
1
Just because the dogs are playing does not mean they are playing fetch.
Gewoon omdat de honden spelen betekent niet dat ze spelen apport.
0.5724
0.1239
0.0
0.0843
0.0
0.0856
Two smaller dogs and one larger dog with a puffy white tail are playing in a field.
Twee kleinere honden en een grotere hond met een gezwollen witte staart spelen in een veld.
a couple of dogs are outside
een paar honden zijn buiten
0
two dogs is a couple of dogs. if they are in a field, that is outside
twee honden is een paar honden. als ze in een veld, dat is buiten
0.5724
0.1239
0.8099
0.1277
0.0
0.0715
Two smaller dogs and one larger dog with a puffy white tail are playing in a field.
Twee kleinere honden en een grotere hond met een gezwollen witte staart spelen in een veld.
a couple of dogs are taking a shower
een paar honden nemen een douche
2
The dogs are either playing in a field or taking a shower.
De honden spelen in een veld of nemen een douche.
0.5724
0.1239
0.0744
0.1486
0.4178
0.1364
People gather around a musician playing the guitar.
Mensen verzamelen zich rond een muzikant die gitaar speelt.
A musician playing a guitar.
Een muzikant die gitaar speelt.
0
a musician playing a guitar is the same as a musician playing the guitar
een muzikant die gitaar speelt is hetzelfde als een muzikant die gitaar speelt
0.6121
0.1195
0.789
0.1195
0.4293
0.1056
People gather around a musician playing the guitar.
Mensen verzamelen zich rond een muzikant die gitaar speelt.
A musician playing an electric guitar.
Een muzikant die een elektrische gitaar speelt.
1
Not all guitars are electric.
Niet alle gitaren zijn elektrisch.
0.6125
0.1195
0.7376
0.1219
0.7992
0.1337
People gather around a musician playing the guitar.
Mensen verzamelen zich rond een muzikant die gitaar speelt.
A musician plays the banjo.
Een muzikant speelt de banjo.
2
A guitar is not a banjo.
Een gitaar is geen banjo.
0.6125
0.1195
0.9654
0.1228
0.8322
0.1268
Two women out at night in the city.
Twee vrouwen's nachts in de stad.
Women are in the city for a night out.
Vrouwen zijn in de stad voor een avondje uit.
0
Both subjects are in the city
Beide onderwerpen zijn in de stad
0.0001
0.0913
0.5985
0.1323
0.2115
0.1232
Two women out at night in the city.
Twee vrouwen's nachts in de stad.
The women are going out dancing.
De vrouwen gaan dansen.
1
Women can go other places than out dancing.
Vrouwen kunnen naar andere plaatsen dan dansen.
0.0001
0.0913
0.3406
0.12
0.0001
0.0839
Two women out at night in the city.
Twee vrouwen's nachts in de stad.
The women are leaving the city during the morning.
De vrouwen verlaten de stad in de ochtend.
2
The two women are either out at night or in the morning.
De twee vrouwen zijn's nachts of's morgens weg.
0.0001
0.0913
0.7965
0.134
0.2811
0.1197
The girls are walking near a crowd of young people.
De meisjes lopen in de buurt van een menigte jonge mensen.
The girls are walking toward their friends.
De meisjes lopen naar hun vrienden toe.
1
Not all young people are friends.
Niet alle jongeren zijn vrienden.
0.5228
0.1281
0.5592
0.1318
0.9413
0.1175
The girls are walking near a crowd of young people.
De meisjes lopen in de buurt van een menigte jonge mensen.
The girls are sitting on the ground.
De meisjes zitten op de grond.
2
Walking and sitting is not the same.
Lopen en zitten is niet hetzelfde.
0.5228
0.1281
0.71
0.128
0.8956
0.1304
The girls are walking near a crowd of young people.
De meisjes lopen in de buurt van een menigte jonge mensen.
The girls approach a crowd of their peers.
De meisjes benaderen een menigte van hun gelijken.
0
Girls are young people - so if they are girls, then a crowd of young people would be their peers.
Meisjes zijn jonge mensen - dus als ze meisjes zijn, dan zou een menigte jonge mensen hun gelijken zijn.
0.5228
0.1281
0.0001
0.1104
0.492
0.1226
A boy is being watched as he leaps up in the air on a trampoline.
Een jongen wordt in de gaten gehouden als hij op een trampoline in de lucht springt.
A child is jumping up high.
Een kind springt hoog op.
0
leaps up in the air is the same thing as jumpng.
Springen is hetzelfde als springen.
0.5624
0.1247
0.404
0.1132
0.0
0.0874
A boy is being watched as he leaps up in the air on a trampoline.
Een jongen wordt in de gaten gehouden als hij op een trampoline in de lucht springt.
A kid has learned a new gymnastic trick and wants to perform it for others.
Een kind heeft een nieuwe gymnastiektruc geleerd en wil het voor anderen uitvoeren.
1
Just because a boy is being watched as he leaps up in the air on a trampoline it does not mean he learned a new gymnastic trick.
Gewoon omdat een jongen wordt bekeken als hij springt in de lucht op een trampoline dat betekent niet dat hij geleerd een nieuwe gymnastiek truc.
0.5624
0.1247
0.7293
0.1272
0.1441
0.0937
A boy is being watched as he leaps up in the air on a trampoline.
Een jongen wordt in de gaten gehouden als hij op een trampoline in de lucht springt.
A boy is laying on his back in the grass looking at shapes in the clouds.
Een jongen ligt op zijn rug in het gras naar vormen in de wolken te kijken.
2
One cannot by laying on his back while he leaps into the air.
Men kan niet door op zijn rug te liggen terwijl hij in de lucht springt.
0.5624
0.1247
0.2998
0.1349
0.3368
0.1075
A man in a striped shirt is playing guitar for several people standing around him.
Een man in een gestreept shirt speelt gitaar voor meerdere mensen die om hem heen staan.
A person is playing guitar only to a dog.
Iemand speelt alleen gitaar tegen een hond.
2
A man cannot be playing guitar for several people while playing a guitar for a dog.
Een man kan niet voor meerdere mensen gitaar spelen terwijl hij gitaar speelt voor een hond.
0.4752
0.1195
0.4371
0.1028
0.3229
0.1156
A man in a striped shirt is playing guitar for several people standing around him.
Een man in een gestreept shirt speelt gitaar voor meerdere mensen die om hem heen staan.
A person is using a stringed instrument.
Een persoon gebruikt een snaarinstrument.
0
A guitar is a stringed instrument.
Een gitaar is een snaarinstrument.
0.4752
0.1195
0.7297
0.1267
0.8128
0.132
A man in a striped shirt is playing guitar for several people standing around him.
Een man in een gestreept shirt speelt gitaar voor meerdere mensen die om hem heen staan.
A person is playing guitar to a group of children.
Een persoon speelt gitaar voor een groep kinderen.
1
Just because a man is playing a guitar for people it does not mean they are children.
Gewoon omdat een man gitaar speelt voor mensen betekent dat niet dat het kinderen zijn.
0.4751
0.1195
0.8815
0.1278
0.7426
0.1185
young people troll or sit and talk in a clear evening in a city with high rise buildings.
Jonge mensen trollen of zitten en praten in een heldere avond in een stad met hoge gebouwen.
Young people go out for a night on the town.
Jonge mensen gaan een avondje uit in de stad.
1
Just because young people troll or sit and talk in a clear evening in a city with high rise buildings it does not mean they go out for a night on the town.
Gewoon omdat jonge mensen trol of zitten en praten in een heldere avond in een stad met hoge gebouwen betekent niet dat ze gaan uit voor een nachtje in de stad.
0.256
0.1033
0.3952
0.1213
0.0002
0.0774
young people troll or sit and talk in a clear evening in a city with high rise buildings.
Jonge mensen trollen of zitten en praten in een heldere avond in een stad met hoge gebouwen.
Young people work the fields.
Jongeren werken in de velden.
2
People cannot work in a field and be sitting and talking at the same time.
Mensen kunnen niet in een veld werken en tegelijkertijd zitten en praten.
0.256
0.1033
0.2964
0.1183
0.4097
0.1199
young people troll or sit and talk in a clear evening in a city with high rise buildings.
Jonge mensen trollen of zitten en praten in een heldere avond in een stad met hoge gebouwen.
Young people are in the city.
Jongeren zijn in de stad.
0
troll, sit and talk are descriptions of what was done in the city.
trol, zitten en praten zijn beschrijvingen van wat er in de stad werd gedaan.
0.256
0.1033
0.7483
0.1307
0.0925
0.0826
Two females stand together at night in front of a brightly lit skyscraper.
Twee vrouwtjes staan's nachts samen voor een fel verlichte wolkenkrabber.
Two woman are outside.
Twee vrouwen staan buiten.
0
Woman are female persons. If they are in front of a brightly lit skyscraper, then they are outside the premises.
Als ze voor een fel verlichte wolkenkrabber staan, dan staan ze buiten het terrein.
0.2967
0.13
0.873
0.1347
0.1921
0.116
Two females stand together at night in front of a brightly lit skyscraper.
Twee vrouwtjes staan's nachts samen voor een fel verlichte wolkenkrabber.
Two woman are waiting for a cab.
Twee vrouwen wachten op een taxi.
1
Women can stand together when not waiting for a cab.
Vrouwen kunnen samen staan als ze niet op een taxi wachten.
0.2967
0.13
0.8369
0.1412
0.2387
0.1059
Two females stand together at night in front of a brightly lit skyscraper.
Twee vrouwtjes staan's nachts samen voor een fel verlichte wolkenkrabber.
A man sits at his desk in his office.
Een man zit aan zijn bureau in zijn kantoor.
2
A lit skyscraper is not an office.
Een verlichte wolkenkrabber is geen kantoor.
0.2969
0.13
0.7666
0.1396
0.1745
0.1222
An older man in a long-sleeved black shirt is walking down a cobblestone street alone.
Een oudere man in een zwart shirt met lange mouwen loopt alleen door een kasseienstraat.
A woman is watching a bird.
Een vrouw kijkt naar een vogel.
2
A man is not a woman.
Een man is geen vrouw.
0.3533
0.1121
0.8011
0.1384
0.9421
0.1282
An older man in a long-sleeved black shirt is walking down a cobblestone street alone.
Een oudere man in een zwart shirt met lange mouwen loopt alleen door een kasseienstraat.
A person is walking.
Er loopt iemand.
0
A older man is an elderly person. They are usually walking alone.
Een oudere man is een oudere man. Ze lopen meestal alleen.
0.3529
0.1121
0.0001
0.1214
0.1265
0.0876
An older man in a long-sleeved black shirt is walking down a cobblestone street alone.
Een oudere man in een zwart shirt met lange mouwen loopt alleen door een kasseienstraat.
A person is walking to the store.
Er loopt iemand naar de winkel.
1
People can walk to places other than the store.
Mensen kunnen naar andere plaatsen lopen dan de winkel.
0.3543
0.1121
0.0167
0.1278
0.4739
0.1144
The man in the blue shirt looks very lonely.
De man in het blauwe hemd ziet er erg eenzaam uit.
A man standing lonely with blue shirt.
Een eenzame man met een blauw shirt.
1
A man can look lonely and not be standing.
Een man kan er eenzaam uitzien en niet staan.
0.5828
0.1298
0.3441
0.1067
0.095
0.0949
The man in the blue shirt looks very lonely.
De man in het blauwe hemd ziet er erg eenzaam uit.
A man standing in the crowd.
Een man in de menigte.
2
lonely and crowd are not the same.
Eenzaam en publiek zijn niet hetzelfde.
0.5828
0.1298
0.3747
0.108
0.0094
0.1102
The man in the blue shirt looks very lonely.
De man in het blauwe hemd ziet er erg eenzaam uit.
There is a man lonely.
Er is een eenzame man.
0
A man who looks very lonely must be lonely.
Een man die er erg eenzaam uitziet moet eenzaam zijn.
0.5828
0.1298
0.5171
0.1198
0.1693
0.1068
A lady is competing for the olympics' tennis match by trying to hit the ball in midair.
Een dame strijdt voor de tenniswedstrijd van de Olympische Spelen door te proberen de bal in de lucht te raken.
A tennis player is watching her teammate serve the ball.
Een tennisspeler kijkt hoe haar teamgenoot de bal serveert.
2
hit and serve are not the same
hit en serveer zijn niet hetzelfde
0.3902
0.1023
0.491
0.1208
0.1293
0.0697
A lady is competing for the olympics' tennis match by trying to hit the ball in midair.
Een dame strijdt voor de tenniswedstrijd van de Olympische Spelen door te proberen de bal in de lucht te raken.
A tennis player is trying to hit the ball.
Een tennisspeler probeert de bal te raken.
0
A tennis player trying to hit the ball can be a lady too.
Een tennisspeler die de bal probeert te raken kan ook een dame zijn.
0.3902
0.1023
0.512
0.1131
0.4666
0.1093
A lady is competing for the olympics' tennis match by trying to hit the ball in midair.
Een dame strijdt voor de tenniswedstrijd van de Olympische Spelen door te proberen de bal in de lucht te raken.
A tennis player is trying to his the ball very hard.
Een tennisspeler probeert de bal heel hard te pakken.
1
A ball can be his without being hit very hard.
Een bal kan van hem zijn zonder hard geslagen te worden.
0.3896
0.1023
0.4088
0.1063
0.0891
0.0877
A man in a blue shirt is sitting beside a blue van
Een man in een blauw shirt zit naast een blauw busje
A man is lifting a van over his head because he's bored.
Een man tilt een busje over zijn hoofd omdat hij zich verveelt.
2
lifting and sitting are not the same
heffen en zitten zijn niet hetzelfde
0.7861
0.1213
0.4635
0.1128
0.0
0.1173
A man in a blue shirt is sitting beside a blue van
Een man in een blauw shirt zit naast een blauw busje
A man is waiting for someone by his van.
Een man wacht op iemand bij zijn busje.
1
A man does not have to be waiting for someone to sit beside his van. A man can sit beside a van without it being his van.
Een man hoeft niet te wachten tot iemand naast zijn busje zit. Een man kan naast een busje zitten zonder dat het zijn busje is.
0.7861
0.1213
0.5445
0.1224
0.2734
0.1126
A man in a blue shirt is sitting beside a blue van
Een man in een blauw shirt zit naast een blauw busje
A man sits beside a van.
Een man zit naast een busje.
0
sits and sitting are two forms of the same word.
Zitten en zitten zijn twee vormen van hetzelfde woord.
0.7863
0.1213
0.8841
0.1341
0.2523
0.108