premise_en
stringlengths
7
402
premise_nl
stringlengths
8
417
hypothesis_en
stringlengths
0
295
hypothesis_nl
stringlengths
1
308
label
int32
0
2
explanation_1_en
stringlengths
0
917
explanation_1_nl
stringlengths
3
766
explanation_2_en
stringclasses
1 value
explanation_2_nl
stringclasses
1 value
explanation_3_en
stringclasses
1 value
explanation_3_nl
stringclasses
1 value
da_premise
stringlengths
3
6
mqm_premise
stringlengths
3
7
da_hypothesis
stringlengths
3
6
mqm_hypothesis
stringlengths
3
6
da_explanation_1
stringlengths
3
6
mqm_explanation_1
stringlengths
3
7
da_explanation_2
stringclasses
1 value
mqm_explanation_2
stringclasses
1 value
da_explanation_3
stringclasses
1 value
mqm_explanation_3
stringclasses
1 value
Two little boys climbing into the gray van and the third little boy secure in his car set.
Twee kleine jongens klimmen in het grijze busje en het derde jongetje veilig in zijn auto set.
The boys are in the doctor's office getting measles vaccinations.
De jongens zijn in het kantoor van de dokter voor mazelen vaccinaties.
2
one group is climbing into van while the other group is at a doctors office
Een groep klimt in een busje terwijl de andere groep in een dokterskantoor is
0.3823
0.0871
0.3347
0.1061
0.2877
0.1052
Two little boys climbing into the gray van and the third little boy secure in his car set.
Twee kleine jongens klimmen in het grijze busje en het derde jongetje veilig in zijn auto set.
Children are being taken to school.
Kinderen worden naar school gebracht.
1
Children can ride in a van without being taken to school.
Kinderen kunnen in een busje rijden zonder naar school te worden gebracht.
0.3823
0.0871
0.9693
0.1447
0.7963
0.1337
Two boys are getting into a van and a younger boy is in a car seat.
Twee jongens stappen in een busje en een jongere jongen zit in een autostoel.
There are people getting into a vehicle.
Er stappen mensen in een voertuig.
0
the boys are in a vehicle
de jongens zitten in een voertuig
0.6406
0.1344
0.2323
0.1227
0.7539
0.1327
Two boys are getting into a van and a younger boy is in a car seat.
Twee jongens stappen in een busje en een jongere jongen zit in een autostoel.
There are people getting into a vehicle in order to drive.
Er zijn mensen die in een voertuig stappen om te rijden.
1
Not all people get in a vehicle in order to drive.
Niet alle mensen stappen in een voertuig om te rijden.
0.6406
0.1344
0.271
0.1294
0.2918
0.1369
Two boys are getting into a van and a younger boy is in a car seat.
Twee jongens stappen in een busje en een jongere jongen zit in een autostoel.
There are people driving a van.
Er rijden mensen in een busje.
2
one group is boys getting into a van the other is a group of unspecified people driving a van
de ene groep is jongens die in een busje stappen de andere is een groep ongespecificeerde mensen die in een busje rijden
0.6403
0.1344
0.3445
0.1236
0.4018
0.1272
There are items hanging up in the background and then there are picnic tables made of wood and two big grills where people are cooking and a man watching.
Er hangen dingen op de achtergrond en dan zijn er picknicktafels gemaakt van hout en twee grote grills waar mensen koken en een man kijkt.
There are large items hanging.
Er hangen grote voorwerpen.
1
Not all hanging items are large.
Niet alle opknopingstukken zijn groot.
0.4289
0.0917
0.2405
0.1099
0.0001
0.0964
There are items hanging up in the background and then there are picnic tables made of wood and two big grills where people are cooking and a man watching.
Er hangen dingen op de achtergrond en dan zijn er picknicktafels gemaakt van hout en twee grote grills waar mensen koken en een man kijkt.
There are items on the ground.
Er liggen spullen op de grond.
2
one sentence is about items hanging up while in the other the items are on the ground
de ene zin gaat over opknoping items terwijl in de andere de items op de grond
0.429
0.0917
0.6211
0.1431
0.0019
0.0867
There are items hanging up in the background and then there are picnic tables made of wood and two big grills where people are cooking and a man watching.
Er hangen dingen op de achtergrond en dan zijn er picknicktafels gemaakt van hout en twee grote grills waar mensen koken en een man kijkt.
A grilling contest.
Een grillwedstrijd.
1
People can grill without there being a contest.
Mensen kunnen grillen zonder een wedstrijd te hebben.
0.4295
0.0917
0.3978
0.0908
0.3231
0.1014
There are items hanging up in the background and then there are picnic tables made of wood and two big grills where people are cooking and a man watching.
Er hangen dingen op de achtergrond en dan zijn er picknicktafels gemaakt van hout en twee grote grills waar mensen koken en een man kijkt.
A man is putting out a fire.
Een man steekt een vuur uit.
2
Hanging is different than putting out.
Hangen is anders dan het doven.
0.4295
0.0917
0.0455
0.1248
0.0
0.09
There are items hanging up in the background and then there are picnic tables made of wood and two big grills where people are cooking and a man watching.
Er hangen dingen op de achtergrond en dan zijn er picknicktafels gemaakt van hout en twee grote grills waar mensen koken en een man kijkt.
There are picnic tables made of wood outdoors and two big grills where people are cooking hamburgers and a man watching.
Er zijn picknicktafels gemaakt van hout buitenshuis en twee grote grills waar mensen hamburgers koken en een man kijkt.
1
People can grill indoors instead of outdoors. Items other than hamburgers can be grilled.
Mensen kunnen binnen grillen in plaats van buiten. Items anders dan hamburgers kunnen worden gegrild.
0.428
0.0917
0.6433
0.1072
0.4864
0.1186
There are items hanging up in the background and then there are picnic tables made of wood and two big grills where people are cooking and a man watching.
Er hangen dingen op de achtergrond en dan zijn er picknicktafels gemaakt van hout en twee grote grills waar mensen koken en een man kijkt.
People are grilling.
Mensen zijn aan het grillen.
0
the items are for grilling
de items zijn voor het grillen
0.428
0.0917
0.2544
0.1066
0.413
0.111
There are items hanging up in the background and then there are picnic tables made of wood and two big grills where people are cooking and a man watching.
Er hangen dingen op de achtergrond en dan zijn er picknicktafels gemaakt van hout en twee grote grills waar mensen koken en een man kijkt.
The people are having a family reunion.
De mensen hebben een familiereünie.
1
People can grill without having a family reunion.
Mensen kunnen grillen zonder familiereünie.
0.428
0.0917
0.4024
0.125
0.354
0.0988
There are items hanging up in the background and then there are picnic tables made of wood and two big grills where people are cooking and a man watching.
Er hangen dingen op de achtergrond en dan zijn er picknicktafels gemaakt van hout en twee grote grills waar mensen koken en een man kijkt.
There are items hanging.
Er hangen dingen.
0
the items are haning
de items zijn aan het knipperen
0.429
0.0917
0.0
0.0842
0.0
0.1004
There are items hanging up in the background and then there are picnic tables made of wood and two big grills where people are cooking and a man watching.
Er hangen dingen op de achtergrond en dan zijn er picknicktafels gemaakt van hout en twee grote grills waar mensen koken en een man kijkt.
Having a cookout.
Ik heb een barbecue.
0
the items are for the cookout
de items zijn voor de cookout
0.4283
0.0917
0.0
0.1206
0.0
0.1042
There are items hanging up in the background and then there are picnic tables made of wood and two big grills where people are cooking and a man watching.
Er hangen dingen op de achtergrond en dan zijn er picknicktafels gemaakt van hout en twee grote grills waar mensen koken en een man kijkt.
People are grilling food for the picnic.
Mensen grillen eten voor de picknick.
1
People can grill food without being on a picnic.
Mensen kunnen eten roosteren zonder te picknicken.
0.4285
0.0917
0.0
0.1212
0.0001
0.1055
There are items hanging up in the background and then there are picnic tables made of wood and two big grills where people are cooking and a man watching.
Er hangen dingen op de achtergrond en dan zijn er picknicktafels gemaakt van hout en twee grote grills waar mensen koken en een man kijkt.
There are picnic tables made of wood and grills where people are cooking
Er zijn picknicktafels gemaakt van hout en grills waar mensen koken
0
the items are for cooking
de items zijn voor het koken
0.4285
0.0917
0.7351
0.1221
0.0001
0.1099
There are items hanging up in the background and then there are picnic tables made of wood and two big grills where people are cooking and a man watching.
Er hangen dingen op de achtergrond en dan zijn er picknicktafels gemaakt van hout en twee grote grills waar mensen koken en een man kijkt.
Firefighters battling a house fire.
Brandweermannen vechten tegen een huisbrand.
2
Hanging up is different than battling.
Ophangen is anders dan vechten.
0.4285
0.0917
0.3197
0.1342
0.1312
0.097
There are items hanging up in the background and then there are picnic tables made of wood and two big grills where people are cooking and a man watching.
Er hangen dingen op de achtergrond en dan zijn er picknicktafels gemaakt van hout en twee grote grills waar mensen koken en een man kijkt.
There are picnic tables and grills in the photo.
Er staan picknicktafels en grills op de foto.
0
the items are for the table
de items zijn voor de tabel
0.4283
0.0917
0.5447
0.1281
0.0002
0.0938
There are items hanging up in the background and then there are picnic tables made of wood and two big grills where people are cooking and a man watching.
Er hangen dingen op de achtergrond en dan zijn er picknicktafels gemaakt van hout en twee grote grills waar mensen koken en een man kijkt.
The picnic tables are made of steel.
De picknicktafels zijn gemaakt van staal.
2
Wood and steel are different.
Hout en staal zijn anders.
0.4289
0.0917
0.9427
0.1419
0.7845
0.1315
There are items hanging up in the background and then there are picnic tables made of wood and two big grills where people are cooking and a man watching.
Er hangen dingen op de achtergrond en dan zijn er picknicktafels gemaakt van hout en twee grote grills waar mensen koken en een man kijkt.
With an empty background there are picnic tables made of wood and two big grills where people are cooking and a man watching.
Met een lege achtergrond zijn er picknicktafels gemaakt van hout en twee grote grills waar mensen koken en een man kijkt.
2
Background is different than empty background.
Achtergrond is anders dan lege achtergrond.
0.4289
0.0917
0.5593
0.1036
0.6333
0.1167
Several individuals, some possibly of Hispanic descent at a street market, grilling meat.
Verschillende individuen, sommige mogelijk van Latijns-Amerikaanse afkomst op een straatmarkt, grillen vlees.
A group of people cooking meat.
Een groep mensen die vlees koken.
0
several are in a group
verschillende bevinden zich in een groep
0.5437
0.1131
0.7613
0.1074
0.0
0.0916
Several individuals, some possibly of Hispanic descent at a street market, grilling meat.
Verschillende individuen, sommige mogelijk van Latijns-Amerikaanse afkomst op een straatmarkt, grillen vlees.
A group of middle eastern people roast veggies indoors
Een groep Midden-Oosterse mensen gebraden groenten binnen
2
Meat and veggies are different.
Vlees en groenten zijn anders.
0.5449
0.1131
0.0
0.1024
0.9324
0.1286
Several individuals, some possibly of Hispanic descent at a street market, grilling meat.
Verschillende individuen, sommige mogelijk van Latijns-Amerikaanse afkomst op een straatmarkt, grillen vlees.
Several individuals, at a street market, grilling meat.
Verschillende individuen, op een straatmarkt, grillen vlees.
0
the meat is in the market
het vlees is op de markt
0.5449
0.1131
0.2588
0.119
0.9154
0.1426
Several individuals, some possibly of Hispanic descent at a street market, grilling meat.
Verschillende individuen, sommige mogelijk van Latijns-Amerikaanse afkomst op een straatmarkt, grillen vlees.
Several individuals, at a street market, grilling cow meat.
Verschillende individuen, op een straatmarkt, grillen koe vlees.
1
Not all meat is cow meat.
Niet alle vlees is koeienvlees.
0.5451
0.1131
0.0002
0.0885
0.9733
0.133
Several individuals, some possibly of Hispanic descent at a street market, grilling meat.
Verschillende individuen, sommige mogelijk van Latijns-Amerikaanse afkomst op een straatmarkt, grillen vlees.
Several individuals, at a street market, grilling vegetables.
Verschillende individuen, op een straatmarkt, graven groenten.
2
Meat and vegetables are different.
Vlees en groenten zijn anders.
0.5451
0.1131
0.0001
0.1157
0.9354
0.1335
Several individuals, some possibly of Hispanic descent at a street market, grilling meat.
Verschillende individuen, sommige mogelijk van Latijns-Amerikaanse afkomst op een straatmarkt, grillen vlees.
A group of people riot in the town square.
Een groep mensen op het stadsplein.
2
Grilling and riot are different.
Grillen en rellen zijn anders.
0.5451
0.1131
0.0683
0.1214
0.2002
0.1039
Several individuals, some possibly of Hispanic descent at a street market, grilling meat.
Verschillende individuen, sommige mogelijk van Latijns-Amerikaanse afkomst op een straatmarkt, grillen vlees.
A group of women at a salon.
Een groep vrouwen in een salon.
2
Street market is different than salon.
Straatmarkt is anders dan salon.
0.5451
0.1131
0.8048
0.1214
0.0001
0.1079
Several individuals, some possibly of Hispanic descent at a street market, grilling meat.
Verschillende individuen, sommige mogelijk van Latijns-Amerikaanse afkomst op een straatmarkt, grillen vlees.
Several individuals, some possible Aborigine, descent at a street market, grilling meat.
Verschillende individuen, sommige mogelijk Aboriginal, afdaling op een straatmarkt, grillen vlees.
1
Not all individuals are of the Aborigine descent.
Niet alle individuen zijn van de Aboriginal afdaling.
0.5451
0.1131
0.0
0.0699
0.0
0.0996
Several individuals, some possibly of Hispanic descent at a street market, grilling meat.
Verschillende individuen, sommige mogelijk van Latijns-Amerikaanse afkomst op een straatmarkt, grillen vlees.
People cooking meat in a street market.
Mensen koken vlees in een straatmarkt.
0
people are individuals
mensen zijn individuen
0.5447
0.1131
0.7713
0.1149
0.9837
0.1441
Several individuals, some possibly of Hispanic descent at a street market, grilling meat.
Verschillende individuen, sommige mogelijk van Latijns-Amerikaanse afkomst op een straatmarkt, grillen vlees.
Several individuals, some possible Cro-magnons , descent at a street market, grilling meat.
Verschillende individuen, enkele mogelijke Cro-magnons, afdaling op een straatmarkt, grillen vlees.
2
Hispanic is different than Cro-Magnons.
Hispanic is anders dan Cro-Magnons.
0.5447
0.1131
0.0
0.07
0.5524
0.0811
Several individuals, some possibly of Hispanic descent at a street market, grilling meat.
Verschillende individuen, sommige mogelijk van Latijns-Amerikaanse afkomst op een straatmarkt, grillen vlees.
A group of people congregate a market.
Een groep mensen komt een markt samen.
0
in a both sentence people at a street market.
in een beide zin mensen op een straatmarkt
0.5447
0.1131
0.0
0.0997
0.0
0.0744
Several individuals, some possibly of Hispanic descent at a street market, grilling meat.
Verschillende individuen, sommige mogelijk van Latijns-Amerikaanse afkomst op een straatmarkt, grillen vlees.
A group of Mexicans at a street market.
Een groep Mexicanen op een straatmarkt.
1
Not all people of the Hispanic descent are Mexicans.
Niet alle mensen van de Latijns-Amerikaanse afkomst zijn Mexicanen.
0.5447
0.1131
0.7865
0.1296
0.9558
0.1433
Several individuals, some possibly of Hispanic descent at a street market, grilling meat.
Verschillende individuen, sommige mogelijk van Latijns-Amerikaanse afkomst op een straatmarkt, grillen vlees.
A group of people grill meat at a marketplace
Een groep mensen grill vlees op een markt
0
in a both sentence people having a grilling meat.
in een beide zin mensen hebben een grill vlees.
0.5447
0.1131
0.004
0.1209
0.0
0.0503
Several individuals, some possibly of Hispanic descent at a street market, grilling meat.
Verschillende individuen, sommige mogelijk van Latijns-Amerikaanse afkomst op een straatmarkt, grillen vlees.
A barbecue takes place in an open market.
Een barbecue vindt plaats in een open markt.
1
Just because meat is getting grilled doesn't mean there is a barbecue taking place.
Alleen omdat vlees wordt gegrild betekent niet dat er een barbecue plaatsvindt.
0.5447
0.1131
0.9433
0.1407
0.527
0.1187
Several individuals, some possibly of Hispanic descent at a street market, grilling meat.
Verschillende individuen, sommige mogelijk van Latijns-Amerikaanse afkomst op een straatmarkt, grillen vlees.
A group of hispanic people cook meat
Een groep Spaanse mensen koken vlees
1
Not all people are hispanic.
Niet alle mensen zijn Spaans.
0.5447
0.1131
0.7316
0.1181
0.564
0.1335
Three people stand outside around two grills where meat is being cooked.
Drie mensen staan buiten rond twee grills waar vlees wordt gekookt.
Three people are outside having a barbecue to celebrate summer
Drie mensen hebben een barbecue om de zomer te vieren
1
There are different seasons therefore it cannnot be summer everyday.
Er zijn verschillende seizoenen dus het kan niet elke dag zomer.
0.8203
0.1304
0.5458
0.1306
0.2794
0.1312
Three people stand outside around two grills where meat is being cooked.
Drie mensen staan buiten rond twee grills waar vlees wordt gekookt.
Three people are outside
Drie mensen zijn buiten.
0
in a both sentence three people are outside.
in een beide zin drie mensen buiten.
0.8203
0.1304
0.9184
0.1201
0.0
0.0609
Three people stand outside around two grills where meat is being cooked.
Drie mensen staan buiten rond twee grills waar vlees wordt gekookt.
Three people are sitting inside while meat is being cooked
Drie mensen zitten binnen terwijl vlees wordt gekookt.
2
Outside is different than inside.
Buiten is anders dan binnen.
0.8202
0.1304
0.682
0.1283
0.7321
0.1493
A young child winds up to roll a bowling ball.
Een jong kind gooit een bowlingbal.
A sad child winds up to roll a bowling ball.
Een triest kind gaat een bowlingbal rollen.
1
Not all children are sad.
Niet alle kinderen zijn verdrietig.
0.1636
0.1017
0.0
0.0745
0.9185
0.1257
A young child winds up to roll a bowling ball.
Een jong kind gooit een bowlingbal.
A child winds up to roll a bowling ball.
Een kind gooit een bowlingbal.
0
in a both sentence child roll a bowling ball.
in een twee zinskind rol een bowlingbal.
0.1636
0.1017
0.067
0.1012
0.0
0.0372
A young child winds up to roll a bowling ball.
Een jong kind gooit een bowlingbal.
A young man winds up to roll a bowling ball.
Een jongeman gooit een bowlingbal.
2
there can either be a child or a man
Er kan een kind of een man zijn
0.1661
0.1017
0.1753
0.0987
0.8137
0.1294
A tall wrought-iron fence casts horizontal shadows in the sun on a woman's back.
Een hoog ijzeren hek werpt horizontale schaduwen in de zon op de rug van een vrouw.
There is a woman sitting next to a fence waiting for her friends.
Er zit een vrouw naast een hek op haar vrienden te wachten.
1
Not all woman have friends.
Niet alle vrouwen hebben vrienden.
0.463
0.1089
0.4125
0.1332
0.9754
0.1229
A tall wrought-iron fence casts horizontal shadows in the sun on a woman's back.
Een hoog ijzeren hek werpt horizontale schaduwen in de zon op de rug van een vrouw.
There is a woman
Er is een vrouw.
2
there is either a wrought-iron fence or a woman
Er is een ijzeren hek of een vrouw.
0.463
0.1089
0.9926
0.1287
0.1493
0.0967
A tall wrought-iron fence casts horizontal shadows in the sun on a woman's back.
Een hoog ijzeren hek werpt horizontale schaduwen in de zon op de rug van een vrouw.
There is a woman close to a iron fence.
Er is een vrouw dichtbij een ijzeren hek.
0
in a both sentence woman's back to a iron fence.
In beide zinsdelen is de vrouw terug naar een ijzeren hek.
0.4628
0.1089
0.7305
0.1271
0.0
0.0961
A man about to throw a bowling ball down a bowling lane.
Een man die een bowlingbal van een bowlingbaan gooit.
A man prepares to bowl.
Een man bereidt zich voor om te bowlen.
0
in a both sentence a man to bowl.
in een beide zin een man om te bowlen.
0.1216
0.109
0.3073
0.1343
0.0
0.0577
A man about to throw a bowling ball down a bowling lane.
Een man die een bowlingbal van een bowlingbaan gooit.
A woman sits alone at a bar.
Een vrouw zit alleen in een bar.
2
there is a man or a woman
Er is een man of vrouw
0.1216
0.109
0.6138
0.1275
0.934
0.1196
A man about to throw a bowling ball down a bowling lane.
Een man die een bowlingbal van een bowlingbaan gooit.
The man really enjoys bowling.
De man houdt echt van bowlen.
1
Not all people enjoys bowling.
Niet iedereen houdt van bowlen.
0.1215
0.109
0.9497
0.1281
0.9722
0.1445
A guy in a gray shirt is bowling at a bowling alley with a black ball in his left hand.
Een man in een grijs shirt bowlt in een bowlingbaan met een zwarte bal in zijn linkerhand.
A lady in a dress is knitting a scarf.
Een dame in een jurk breit een sjaal.
2
there is a guy or a lady
Er is een man of een dame
0.6911
0.1343
0.221
0.113
0.925
0.1298
A guy in a gray shirt is bowling at a bowling alley with a black ball in his left hand.
Een man in een grijs shirt bowlt in een bowlingbaan met een zwarte bal in zijn linkerhand.
A guy in a gray shirt is bowls a strike with his left hand.
Een man in een grijs shirt is een slag met zijn linkerhand.
1
Not all bowls are a strike.
Niet alle kommen zijn een staking.
0.6915
0.1343
0.0
0.0619
0.0
0.0793
A guy in a gray shirt is bowling at a bowling alley with a black ball in his left hand.
Een man in een grijs shirt bowlt in een bowlingbaan met een zwarte bal in zijn linkerhand.
A guy in a gray shirt is bowling at a bowling alley.
Een man in een grijs shirt bowlt in een bowlingbaan.
0
in a both sentence a guy in a gray shirt.
in een beide zin een man in een grijs hemd.
0.6911
0.1342
0.7164
0.1396
0.0001
0.079
A boy, wearing a gray shirt and black pants, is bowling with a black bowling ball with only two pins left to knock down.
Een jongen, met een grijs shirt en zwarte broek, bowlt met een zwarte bowlingbal met slechts twee pinnen over om neer te slaan.
A boy has knocked down most of the bowling pins.
Een jongen heeft de meeste bowlingspelden neergeslagen.
0
in a both sentence a boy is bowling.
In een twee zinsdeel bowlt een jongen.
0.3128
0.0912
0.1038
0.0999
0.0
0.0924
A boy, wearing a gray shirt and black pants, is bowling with a black bowling ball with only two pins left to knock down.
Een jongen, met een grijs shirt en zwarte broek, bowlt met een zwarte bowlingbal met slechts twee pinnen over om neer te slaan.
The boy is sleeping.
De jongen slaapt.
2
a boy is bowling or sleeping
een jongen bowlt of slaapt
0.3128
0.0912
0.7783
0.1283
0.2648
0.1206
A boy, wearing a gray shirt and black pants, is bowling with a black bowling ball with only two pins left to knock down.
Een jongen, met een grijs shirt en zwarte broek, bowlt met een zwarte bowlingbal met slechts twee pinnen over om neer te slaan.
The boy is in a bowling league
De jongen zit in een bowlingcompetitie
1
Just because A boy, wearing a gray shirt and black pants, is bowling with a black bowling ball with only two pins left to knock down doe not mean he is in a league.
Gewoon omdat een jongen, dragend een grijs shirt en zwarte broek, is bowling met een zwarte bowlingbal met slechts twee pinnen over om neer te slaan doe niet betekent dat hij in een competitie.
0.3128
0.0912
0.4804
0.1469
0.0
0.0456
A boy, wearing a gray shirt and black pants, is bowling with a black bowling ball with only two pins left to knock down.
Een jongen, met een grijs shirt en zwarte broek, bowlt met een zwarte bowlingbal met slechts twee pinnen over om neer te slaan.
A boy has never thrown a bowling ball.
Een jongen heeft nog nooit een bowlingbal gegooid.
2
either the boy is bowling or never thrown a bowling ball
de jongen bowlt of nooit een bowlingbal gooit
0.3129
0.0912
0.6702
0.1229
0.1979
0.0934
A boy, wearing a gray shirt and black pants, is bowling with a black bowling ball with only two pins left to knock down.
Een jongen, met een grijs shirt en zwarte broek, bowlt met een zwarte bowlingbal met slechts twee pinnen over om neer te slaan.
A boy has a ball
Een jongen heeft een bal.
0
boy is bowling with a black bowling ball is same as boy has a ball
jongen is bowling met een zwarte bowling bal is hetzelfde als jongen heeft een bal
0.3128
0.0912
0.0662
0.1284
0.0
0.0821
A boy, wearing a gray shirt and black pants, is bowling with a black bowling ball with only two pins left to knock down.
Een jongen, met een grijs shirt en zwarte broek, bowlt met een zwarte bowlingbal met slechts twee pinnen over om neer te slaan.
The boy plays a round of chess
De jongen speelt een ronde schaken
2
he is either bowling or plays
Hij bowlt of speelt.
0.3129
0.0912
0.3721
0.1239
0.233
0.1225
A boy, wearing a gray shirt and black pants, is bowling with a black bowling ball with only two pins left to knock down.
Een jongen, met een grijs shirt en zwarte broek, bowlt met een zwarte bowlingbal met slechts twee pinnen over om neer te slaan.
A boy is in a bowling alley.
Een jongen zit in een bowlingbaan.
0
if a boy is bowling, he must be in a bowling alley.
Als een jongen bowlt, moet hij in een bowlingbaan zijn.
0.3129
0.0912
0.7494
0.1483
0.5239
0.1372
A boy, wearing a gray shirt and black pants, is bowling with a black bowling ball with only two pins left to knock down.
Een jongen, met een grijs shirt en zwarte broek, bowlt met een zwarte bowlingbal met slechts twee pinnen over om neer te slaan.
A boy is kicking a soccer ball.
Een jongen schopt een voetbal.
2
he is either wearing or kicking
hij draagt of schopt
0.3129
0.0912
0.0002
0.094
0.0
0.0603
A boy, wearing a gray shirt and black pants, is bowling with a black bowling ball with only two pins left to knock down.
Een jongen, met een grijs shirt en zwarte broek, bowlt met een zwarte bowlingbal met slechts twee pinnen over om neer te slaan.
The boy is playing a sport.
De jongen speelt een sport.
0
BOWLING IS A SPORT.
Bowling is een sport.
0.3129
0.0912
0.8556
0.1356
0.9477
0.1365
A boy, wearing a gray shirt and black pants, is bowling with a black bowling ball with only two pins left to knock down.
Een jongen, met een grijs shirt en zwarte broek, bowlt met een zwarte bowlingbal met slechts twee pinnen over om neer te slaan.
A boy is bowling with a purple bowling ball
Een jongen bowlt met een paarse bowlingbal
2
it is either black or purple
het is zwart of paars
0.3129
0.0912
0.6286
0.1378
0.2797
0.1117
A boy, wearing a gray shirt and black pants, is bowling with a black bowling ball with only two pins left to knock down.
Een jongen, met een grijs shirt en zwarte broek, bowlt met een zwarte bowlingbal met slechts twee pinnen over om neer te slaan.
A boy is trying for a spare while bowling
Een jongen probeert een reserve bij het bowlen.
1
Just because A boy, wearing a gray shirt and black pants, is bowling with a black bowling ball with only two pins left to knock down does not mean he is trying for a spare.
Gewoon omdat een jongen, met een grijs shirt en zwarte broek, bowlt met een zwarte bowlingbal met slechts twee pinnen om neer te slaan betekent niet dat hij probeert om een reserve.
0.3129
0.0912
0.0001
0.0763
0.0
0.0549
A boy, wearing a gray shirt and black pants, is bowling with a black bowling ball with only two pins left to knock down.
Een jongen, met een grijs shirt en zwarte broek, bowlt met een zwarte bowlingbal met slechts twee pinnen over om neer te slaan.
A boy bowls with a black bowling ball
Een jongen komt met een zwarte bowlingbal
0
YOU USE A BOWLING BALL TO BOWL.
Je gebruikt een bowlingbal om te bowlen.
0.3129
0.0912
0.2135
0.1287
0.2846
0.1237
A boy, wearing a gray shirt and black pants, is bowling with a black bowling ball with only two pins left to knock down.
Een jongen, met een grijs shirt en zwarte broek, bowlt met een zwarte bowlingbal met slechts twee pinnen over om neer te slaan.
A boy is bowling with his friends.
Een jongen bowlt met zijn vrienden.
1
Just because A boy, wearing a gray shirt and black pants, is bowling with a black bowling ball with only two pins left to knock down does not mean he is with his friends.
Gewoon omdat een jongen, met een grijs shirt en zwarte broek, bowlt met een zwarte bowlingbal met slechts twee pinnen om neer te slaan betekent niet dat hij bij zijn vrienden is.
0.3129
0.0912
0.793
0.1332
0.1858
0.0831
A boy, wearing a gray shirt and black pants, is bowling with a black bowling ball with only two pins left to knock down.
Een jongen, met een grijs shirt en zwarte broek, bowlt met een zwarte bowlingbal met slechts twee pinnen over om neer te slaan.
A boy is wearing cargo pants.
Een jongen draagt een vrachtbroek.
1
Just because A boy, wearing a gray shirt and black pants, is bowling with a black bowling ball with only two pins left to knock down does not mean he has on cargo pants.
Gewoon omdat een jongen, met een grijs shirt en zwarte broek, bowlt met een zwarte bowlingbal met slechts twee pinnen om neer te slaan betekent niet dat hij op een vrachtbroek heeft.
0.3129
0.0912
0.389
0.1144
0.0001
0.0432
A boy, wearing a gray shirt and black pants, is bowling with a black bowling ball with only two pins left to knock down.
Een jongen, met een grijs shirt en zwarte broek, bowlt met een zwarte bowlingbal met slechts twee pinnen over om neer te slaan.
The boy is at a bowling alley
De jongen is in een bowlingbaan
1
every boy is not in gray.
Elke jongen is niet grijs.
0.3134
0.0913
0.4688
0.1436
0.301
0.1075
Men sitting and conversing.
Mannen zitten en praten.
The men are chatting.
De mannen zijn aan het praten.
0
Men sitting and conversing and chatting .
Mannen zitten en praten en praten.
0.566
0.1243
0.5003
0.1305
0.0001
0.1193
Men sitting and conversing.
Mannen zitten en praten.
The men are sleeping.
De mannen slapen.
2
the men are not conversing if they are sleeping
De mannen praten niet als ze slapen.
0.566
0.1243
0.3714
0.1135
0.6382
0.1359
Men sitting and conversing.
Mannen zitten en praten.
The men are sitting outside chatting.
De mannen zitten buiten te praten.
1
Although they are sitting, it does not mean they are outside.
Hoewel ze zitten, betekent dat niet dat ze buiten zijn.
0.564
0.1242
0.784
0.1369
0.5892
0.1392
An old man with a long gray beard sits on a stoop with two other men.
Een oude man met een lange grijze baard zit op een stoep met twee anderen.
A group of men watch a football game.
Een groep mannen kijkt naar een voetbalwedstrijd.
2
the men can't watch the football game if they are sitting on the stoop
de mannen kunnen niet naar de voetbalwedstrijd kijken als ze op de stoep zitten
0.674
0.1226
0.7572
0.1544
0.6708
0.1317
An old man with a long gray beard sits on a stoop with two other men.
Een oude man met een lange grijze baard zit op een stoep met twee anderen.
A group of men talk after Thanksgiving meal.
Een groep mannen praat na Thanksgiving.
1
Sitting on a stoop with two other men does not mean it is after Thanksgiving meal.
Zitten op een stoep met twee andere mannen betekent niet dat het na Thanksgiving maaltijd.
0.674
0.1226
0.2496
0.1125
0.0
0.0756
An old man with a long gray beard sits on a stoop with two other men.
Een oude man met een lange grijze baard zit op een stoep met twee anderen.
An old man sits on a stoop.
Een oude man zit op een stoep.
0
An old man with a long gray beard sits on a stoop with two other men sits on a stoop..
Een oude man met een lange grijze baard zit op een stoep met twee andere mannen op een stoep..
0.674
0.1226
0.7685
0.1287
0.4144
0.1107
A man pats the back of an old bearded man with a cane sitting next to him.
Een man klopt op de rug van een oude bebaarde man met een stok naast hem.
an old man getting patted on the back
Een oude man die op de rug wordt geslagen.
0
THE OLD MAN IS BEARDED. HE IS BEING PATTED BY ANOTHER MAN.
Hij wordt door een andere man gepatenteerd.
0.3126
0.0883
0.0032
0.0856
0.0
0.0938
A man pats the back of an old bearded man with a cane sitting next to him.
Een man klopt op de rug van een oude bebaarde man met een stok naast hem.
two women sitting together
twee vrouwen die samen zitten
2
There is either a man women
Er is ofwel een man vrouw
0.3124
0.0883
0.4098
0.1073
0.3287
0.1109
A man pats the back of an old bearded man with a cane sitting next to him.
Een man klopt op de rug van een oude bebaarde man met een stok naast hem.
two men sit together
twee mannen zitten samen
1
Just because the man pats another man doesn't mean they sit together.
Alleen omdat de man een andere man slaat betekent niet dat ze bij elkaar zitten.
0.3117
0.0884
0.8876
0.1125
0.1795
0.1091
Two old people are speaking on a sidewalk.
Twee oude mensen spreken op een stoep.
old friends catching up
oude vrienden inhalen
1
Not all people are friends.
Niet alle mensen zijn vrienden.
0.7896
0.1315
0.0
0.0561
0.9796
0.1273
Two old people are speaking on a sidewalk.
Twee oude mensen spreken op een stoep.
a woman eating hot wings
een vrouw eet hete vleugels
2
two people is more than one. if a person is eating they can't be speaking
twee mensen is meer dan één. als iemand eet kunnen ze niet spreken
0.7896
0.1315
0.0292
0.1093
0.0002
0.1014
Two old people are speaking on a sidewalk.
Twee oude mensen spreken op een stoep.
humans outside
mensen buiten
0
people almost the same as humans
mensen bijna hetzelfde als mensen
0.7896
0.1315
0.0001
0.0944
0.0
0.097
Four people are selecting foods from the buffet.
Vier mensen kiezen eten uit het buffet
The people are all chopping logs.
De mensen hakken allemaal hout.
2
Selecting foods is a very different activity than chopping logs.
Het selecteren van voedsel is een heel andere activiteit dan het hakken van logs.
0.9655
0.1384
0.0615
0.1106
0.3163
0.1085
Four people are selecting foods from the buffet.
Vier mensen kiezen eten uit het buffet
The people are all grossly overweight.
De mensen zijn allemaal overgewicht.
1
Just because Four people are selecting foods from the buffet does not mean they are grossly overweight.
Alleen maar omdat vier mensen kiezen voedsel uit het buffet betekent niet dat ze grof overgewicht.
0.9655
0.1383
0.8085
0.1245
0.0
0.0925
Two young black boys are riding a bike through the street.
Twee jonge zwarte jongens rijden op een fiets door de straat.
Two kids are on dolphins.
Twee kinderen zijn op dolfijnen.
2
A bike is not a dolphin, so riding bikes is very different from riding dolphins.
Een fiets is geen dolfijn, dus fietsen is heel anders dan dolfijnen rijden.
0.8236
0.131
0.245
0.0929
0.5013
0.1131
Two young black boys are riding a bike through the street.
Twee jonge zwarte jongens rijden op een fiets door de straat.
Two kids are on transportation.
Twee kinderen zijn op transport.
0
A BIKE IS A FORM OF TRANSPORTATION
EEN BIKE IS EEN VORM VAN VERVOER
0.8221
0.1311
0.9728
0.1445
0.0001
0.1416
Two young black boys are riding a bike through the street.
Twee jonge zwarte jongens rijden op een fiets door de straat.
Two kids are on transportation, while its raining outside.
Twee kinderen zijn op transport terwijl het buiten regent.
1
Just because Two young black boys are riding a bike through the street does not mean it is raining outside.
Alleen omdat twee jonge zwarte jongens op een fiets door de straat rijden betekent niet dat het buiten regent.
0.8223
0.1311
0.7118
0.1445
0.6348
0.1435
Two young boys riding a bicycle.
Twee jonge jongens op een fiets.
Boys are riding a bicycle.
Jongens rijden op een fiets.
0
THERE ARE TWO BOYS. THEY ARE YOUNG.
Er zijn twee jongens.
0.817
0.138
0.9781
0.142
0.8833
0.1339
Two young boys riding a bicycle.
Twee jonge jongens op een fiets.
Boys are riding a bicycle in the street.
Jongens rijden op een fiets op straat.
1
Just because Two young boys riding a bicycle does not mean they are in the street.
Alleen omdat twee jonge jongens op een fiets rijden betekent niet dat ze op straat zijn.
0.816
0.138
0.8539
0.1461
0.7463
0.1356
Two young boys riding a bicycle.
Twee jonge jongens op een fiets.
Boys are riding a horse.
Jongens rijden paard.
2
A bicycle is not a horse.
Een fiets is geen paard.
0.816
0.138
0.9581
0.1247
0.7612
0.1239
Two brown-skinned boys, One in a yellow t-shirt and beige pants with sandals, riding behind a smaller boy in a striped blue shirt and white pants, both riding a blue chopper bicycle.
Twee bruine jongens, Een in een geel t-shirt en beige broek met sandalen, rijden achter een kleinere jongen in een gestreept blauw shirt en witte broek, beide met een blauwe helikopter fiets.
Brothers are on a bike.
Broers zijn op de fiets.
1
Just because Two brown-skinned boys, One in a yellow t-shirt and beige pants with sandals, riding behind a smaller boy in a striped blue shirt and white pants, both riding a blue chopper bicycle does not mean they are brothers.
Gewoon omdat twee bruine jongens, Een in een geel t-shirt en beige broek met sandalen, rijden achter een kleinere jongen in een gestreept blauw shirt en witte broek, beide met een blauwe helikopter fiets betekent niet dat ze broers zijn.
0.3781
0.0674
0.726
0.1221
0.2666
0.0575
Two brown-skinned boys, One in a yellow t-shirt and beige pants with sandals, riding behind a smaller boy in a striped blue shirt and white pants, both riding a blue chopper bicycle.
Twee bruine jongens, Een in een geel t-shirt en beige broek met sandalen, rijden achter een kleinere jongen in een gestreept blauw shirt en witte broek, beide met een blauwe helikopter fiets.
Boys are on a bicycle.
Jongens zitten op een fiets.
0
TEH BICYCLE IS A BLUE CHOPPER.
Teh Bitrycle is een blauwe chopper.
0.3781
0.0674
0.9594
0.1404
0.0007
0.0732
Two brown-skinned boys, One in a yellow t-shirt and beige pants with sandals, riding behind a smaller boy in a striped blue shirt and white pants, both riding a blue chopper bicycle.
Twee bruine jongens, Een in een geel t-shirt en beige broek met sandalen, rijden achter een kleinere jongen in een gestreept blauw shirt en witte broek, beide met een blauwe helikopter fiets.
Sisters are riding a trike.
Zusters rijden op een trike.
2
Sisters are female, and boys are male, so boys cannot be sisters.
Zusters zijn vrouwen en jongens zijn mannen, dus jongens kunnen geen zussen zijn.
0.3781
0.0674
0.6756
0.1245
0.6587
0.1162
A boy in a yellow shirt rides on the back of another boy's bicycle down a paved street.
Een jongen in een geel shirt rijdt op de achterkant van de fiets van een ander jongen door een verharde straat.
Two boys are on the way to play with their friends.
Twee jongens zijn onderweg om met hun vrienden te spelen.
1
Two boys could be riding a bike together just for fun or on their way to many different places, so it doesn't necessarily imply that they are on their way to play with their friends.
Twee jongens zouden samen op een fiets kunnen rijden voor de lol of op weg naar veel verschillende plaatsen, dus het betekent niet noodzakelijk dat ze op weg zijn om met hun vrienden te spelen.
0.5276
0.1249
0.644
0.1309
0.2888
0.1035
A boy in a yellow shirt rides on the back of another boy's bicycle down a paved street.
Een jongen in een geel shirt rijdt op de achterkant van de fiets van een ander jongen door een verharde straat.
Two boys are riding a bike.
Twee jongens rijden op een fiets.
0
YOU WOULD WANT TO USE A PAVED STREET FOR RIDING A BIKE.
Je zou een Paved Street willen gebruiken om een bike te rijden.
0.5267
0.1249
0.9822
0.1484
0.0
0.1126
A boy in a yellow shirt rides on the back of another boy's bicycle down a paved street.
Een jongen in een geel shirt rijdt op de achterkant van de fiets van een ander jongen door een verharde straat.
Two boys are riding in the car.
Twee jongens rijden in de auto.
2
A bicycle is not a car, so if boys are riding in a car, they cannot be riding a bicycle.
Een fiets is geen auto, dus als jongens in een auto rijden, kunnen ze niet op een fiets rijden.
0.5267
0.1249
0.7728
0.1236
0.5991
0.1336
Two black boys riding a bike.
Twee zwarte jongens op de fiets.
A group of five friends are going for a walk.
Een groep van vijf vrienden gaan wandelen.
2
Two is a different number than five, and riding a bike is different than going for a walk.
Twee is een ander nummer dan vijf, en fietsen is anders dan wandelen.
0.8176
0.1214
0.5153
0.1356
0.4245
0.1131
Two black boys riding a bike.
Twee zwarte jongens op de fiets.
Two boys are riding on a bike.
Twee jongens rijden op een fiets.
0
THE BOYS ARE BLACK.
De jongens zijn zwart.
0.8176
0.1214
0.9781
0.1494
0.6149
0.1124
Two black boys riding a bike.
Twee zwarte jongens op de fiets.
Two boys are riding a blue bike.
Twee jongens rijden op een blauwe fiets.
1
Not all bikes are blue.
Niet alle fietsen zijn blauw.
0.8176
0.1214
0.9757
0.1369
0.9406
0.1272
A group of New Yorkers is protesting the war with signs asking to bring home the troops.
Een groep New Yorkers protesteert tegen de oorlog met tekenen die vragen om de troepen naar huis te brengen.
A group of New Yorkers are asking to bring home the troops.
Een groep New Yorkers vraagt om de troepen naar huis te brengen.
1
Just because people are holding signs that are asking to bring home the troops doesn't necessarily mean that they are asking with their voices, as well, which is what "are asking" by itself implies.
Gewoon omdat mensen tekenen hebben die vragen om de troepen mee naar huis te nemen, betekent niet noodzakelijkerwijs dat ze het met hun stem vragen, wat "vraagt" op zichzelf impliceert.
0.7471
0.1541
0.4966
0.1342
0.0
0.1002
A group of New Yorkers is protesting the war with signs asking to bring home the troops.
Een groep New Yorkers protesteert tegen de oorlog met tekenen die vragen om de troepen naar huis te brengen.
A group of New Yorkers is protesting the war asking to bring home the troops.
Een groep New Yorkers protesteert tegen de oorlog die vraagt om de troepen naar huis te brengen.
0
THE SIGNS ARE ASKING TO BRING HOME THE TROOPS.
De tekenen vragen om de troepen naar huis te brengen.
0.7471
0.1541
0.5669
0.1308
0.0002
0.1196
A group of New Yorkers is protesting the war with signs asking to bring home the troops.
Een groep New Yorkers protesteert tegen de oorlog met tekenen die vragen om de troepen naar huis te brengen.
The man from Berkeley is joining the army.
De man uit Berkeley gaat bij het leger.
2
Berkeley is not in New York, so New Yorkers are not from Berkley. People who are protesting a war are not likely to be joining the military.
Berkeley is niet in New York, dus New Yorkers zijn niet van Berkley. Mensen die protesteren tegen een oorlog zijn waarschijnlijk niet in het leger.
0.7471
0.1541
0.0001
0.1125
0.5372
0.1054
A medium shot of a crowd protesting to bring the troops home.
Een medium schot van een menigte die protesteert om de troepen naar huis te brengen.
The people are suffocating.
De mensen stikken.
2
People protesting are not likely to be suffocating.
Mensen die protesteren zullen waarschijnlijk niet stikken.
0.0
0.079
0.0
0.1265
0.0002
0.0805
A medium shot of a crowd protesting to bring the troops home.
Een medium schot van een menigte die protesteert om de troepen naar huis te brengen.
The people are holding signs.
De mensen houden tekenen vast.
1
People are not always holding signs when they are protesting.
Mensen houden niet altijd tekenen vast als ze protesteren.
0.0
0.079
0.0001
0.1187
0.2151
0.1388
A medium shot of a crowd protesting to bring the troops home.
Een medium schot van een menigte die protesteert om de troepen naar huis te brengen.
The are lots of people.
Het zijn veel mensen.
0
crowd almost the same as people.
Menigte bijna hetzelfde als mensen.
0.0
0.079
0.8437
0.1327
0.0048
0.1077