premise_en
stringlengths
7
402
premise_nl
stringlengths
8
417
hypothesis_en
stringlengths
0
295
hypothesis_nl
stringlengths
1
308
label
int32
0
2
explanation_1_en
stringlengths
0
917
explanation_1_nl
stringlengths
3
766
explanation_2_en
stringclasses
1 value
explanation_2_nl
stringclasses
1 value
explanation_3_en
stringclasses
1 value
explanation_3_nl
stringclasses
1 value
da_premise
stringlengths
3
6
mqm_premise
stringlengths
3
7
da_hypothesis
stringlengths
3
6
mqm_hypothesis
stringlengths
3
6
da_explanation_1
stringlengths
3
6
mqm_explanation_1
stringlengths
3
7
da_explanation_2
stringclasses
1 value
mqm_explanation_2
stringclasses
1 value
da_explanation_3
stringclasses
1 value
mqm_explanation_3
stringclasses
1 value
A man rides in an orange kayak on white water rapids.
Een man rijdt in een oranje kajak op witwater stroomversnellingen.
There is a man on a Kayak in warm weather
Er is een man op een Kayak bij warm weer
1
One does not ride a kayak only in warm weather.
Men rijdt niet alleen bij warm weer een kajak.
0.1925
0.0896
0.2701
0.1227
0.2532
0.12
A man rides in an orange kayak on white water rapids.
Een man rijdt in een oranje kajak op witwater stroomversnellingen.
There is a man buying a kayak
Een man koopt een kajak.
2
If the man is buying a kick, then he is not currently engaged in the activity of riding the kayak.
Als de man een trap koopt, dan is hij momenteel niet bezig met de activiteit van het rijden op de kajak.
0.1936
0.0896
0.7774
0.1243
0.0794
0.0903
A man rides in an orange kayak on white water rapids.
Een man rijdt in een oranje kajak op witwater stroomversnellingen.
There is a man riding on a kayak
Er rijdt een man op een kajak.
0
If people rides they are riding
Als mensen rijden ze rijden
0.1931
0.0897
0.8551
0.1264
0.0
0.0889
A man kayaking in white water.
Een man die kajakken in wit water.
the man is on his computer desk
de man zit op zijn computer bureau
2
one cannot be kayaking and at a computer desk at the same time.
Men kan niet tegelijkertijd kajakken en aan een computerbalie.
0.0001
0.0953
0.6513
0.1406
0.0011
0.0971
A man kayaking in white water.
Een man die kajakken in wit water.
the man is an athlete
de man is een atleet
1
A man kayaking in white water is not necessarily an athlete.
Een man kajakken in wit water is niet noodzakelijk een atleet.
0.0001
0.0953
0.9805
0.1445
0.3945
0.1241
A man kayaking in white water.
Een man die kajakken in wit water.
a man is kayaking
een man kajakken
0
kayaking man in white water
kajakken man in wit water
0.0001
0.0953
0.0
0.1006
0.0
0.0868
A child is in a pool wearing shark goggles.
Een kind zit in een zwembad met een haaienbril.
A child is pretending to be a shark to scare his sister.
Een kind doet zich voor als een haai om zijn zus bang te maken.
1
We don't know if the child is pretending to be a shark.
We weten niet of het kind zich voordoet als een haai.
0.7041
0.1164
0.6363
0.1219
0.6083
0.1315
A child is in a pool wearing shark goggles.
Een kind zit in een zwembad met een haaienbril.
A man is wearing welding glasses.
Een man draagt een lasbril.
2
A man is not a child. Welding glasses are not shark goggles.
Een man is geen kind, maar een haaienbril.
0.7044
0.1164
0.6999
0.1243
0.0
0.0771
A child is in a pool wearing shark goggles.
Een kind zit in een zwembad met een haaienbril.
A kid is wearing goggles in water.
Een kind draagt een bril in water.
0
A child wear goggles in pool water.
Een kind draagt een bril in zwembadwater.
0.7044
0.1164
0.4047
0.1365
0.487
0.1357
a man in camouflage is making a announcement on a radio
een man in camouflage maakt een aankondiging op een radio
A man talks on the radio.
Een man praat op de radio.
0
man talks on the radio implies making an announcement.
man praat op de radio betekent een aankondiging doen.
0.7047
0.1643
0.8599
0.1426
0.0
0.089
a man in camouflage is making a announcement on a radio
een man in camouflage maakt een aankondiging op een radio
A man is playing a guitar on the radio.
Een man speelt een gitaar op de radio.
2
radio and guitar are not the same.
radio en gitaar zijn niet hetzelfde.
0.7047
0.1644
0.9004
0.133
0.855
0.1297
a man in camouflage is making a announcement on a radio
een man in camouflage maakt een aankondiging op een radio
A man is sending out an important message.
Een man stuurt een belangrijke boodschap.
1
Just because a man in camouflage is making an announcement on a radio doesn't imply sending out an important message.
Alleen omdat een man in camouflage een aankondiging doet op een radio betekent niet dat hij een belangrijke boodschap uitstuurt.
0.7047
0.1644
0.8023
0.1413
0.6868
0.1416
A woman wearing a blue and white striped shirt is standing at a bar.
Een vrouw met een blauw-wit gestreept shirt staat in een bar.
the woman had a beer
de vrouw dronk een biertje
1
A woman standing at a bar not necessarily had a beer.
Een vrouw die in een bar stond had niet per se een biertje.
0.771
0.1343
0.7374
0.1302
0.1524
0.1175
A woman wearing a blue and white striped shirt is standing at a bar.
Een vrouw met een blauw-wit gestreept shirt staat in een bar.
the woman is at work
de vrouw is aan het werk
2
at work and at bar are not the same.
op het werk en aan de bar zijn niet hetzelfde.
0.771
0.1343
0.878
0.1371
0.0041
0.1042
A woman wearing a blue and white striped shirt is standing at a bar.
Een vrouw met een blauw-wit gestreept shirt staat in een bar.
a woman is ordering drinks
een vrouw bestelt drankjes
0
'' standing at a bar. '' implies ordering drinks.
'' staat in een bar. '' betekent drinken bestellen.
0.771
0.1343
0.8447
0.1323
0.0
0.0763
An old lady is behind the counter of a store with a lot of alcohol.
Een oude dame zit achter de toonbank van een winkel met veel alcohol.
The lady is behind a counter.
De dame zit achter een toonbank.
0
''An old lady is behind the counter '' is a rephrasing of ''The lady is behind a counter. ''
'Een oude dame zit achter de toonbank' is een herhaling van 'De dame zit achter een toonbank.'
0.8571
0.1195
0.8261
0.1315
0.4926
0.1033
An old lady is behind the counter of a store with a lot of alcohol.
Een oude dame zit achter de toonbank van een winkel met veel alcohol.
The man is behind the counter.
De man zit achter de toonbank.
2
lady and man are not the same.
Dame en man zijn niet hetzelfde.
0.8571
0.1195
0.5275
0.1309
0.9298
0.1318
An old lady is behind the counter of a store with a lot of alcohol.
Een oude dame zit achter de toonbank van een winkel met veel alcohol.
The woman is the owner of the store.
De vrouw is de eigenaar van de winkel.
1
The fact that an old lady is behind the store counter doesn't imply woman is the owner of the store.
Het feit dat een oude dame achter de winkelteller zit betekent niet dat de vrouw de eigenaar van de winkel is.
0.8569
0.1195
0.9884
0.1329
0.7556
0.1238
A woman working her beverage shop.
Een vrouw in haar drankwinkel.
A person running a restaurant, speaking to a customer.
Een persoon die een restaurant runt, met een klant praat.
1
We don't know if the person is speaking to a customer.
We weten niet of de persoon met een klant praat.
0.2211
0.1132
0.2768
0.1162
0.5302
0.1266
A woman working her beverage shop.
Een vrouw in haar drankwinkel.
A man running a restaurant.
Een man runt een restaurant.
2
A man is not a woman. A restaurant is not a beverage shop.
Een man is geen vrouw, een restaurant is geen drankwinkel.
0.2211
0.1132
0.3219
0.1136
0.7068
0.1241
A woman working her beverage shop.
Een vrouw in haar drankwinkel.
A person running a restaurant.
Iemand die een restaurant runt.
0
A woman is a person, beverages are served at a restaurant. She is running a restaurant.
Een vrouw is een persoon, drankjes worden geserveerd in een restaurant. Ze heeft een restaurant.
0.2211
0.1132
0.0
0.1243
0.3112
0.102
A uniformed officer speaks into a communications device while sitting.
Een geüniformeerde agent praat in een communicatieapparaat terwijl hij zit.
A man responding to a call
Een man reageert op een oproep
1
Just because a uniformed officer speaks into a communications device doesn't imply responding to a call.
Alleen omdat een agent in uniform in een communicatieapparaat spreekt, betekent niet dat hij reageert op een oproep.
0.2579
0.1264
0.3233
0.1437
0.3848
0.1321
A uniformed officer speaks into a communications device while sitting.
Een geüniformeerde agent praat in een communicatieapparaat terwijl hij zit.
An officer working
Een officier die werkt
0
A uniformed officer speaks into a communications device refers to one is working.
Een geüniformeerde agent spreekt in een communicatie apparaat verwijst naar een werkt.
0.2573
0.1265
0.0002
0.1062
0.0
0.0776
A uniformed officer speaks into a communications device while sitting.
Een geüniformeerde agent praat in een communicatieapparaat terwijl hij zit.
A man breaking a device
Een man die een apparaat breekt.
2
speaks and breaking are not the same.
spreken en breken zijn niet hetzelfde.
0.2573
0.1265
0.0
0.0884
0.0246
0.0985
A little girl at an aquarium sitting in front of a dolphin tank drinking something.
Een klein meisje in een aquarium voor een dolfijn tank die iets drinkt.
A little girl is drinking milk while waiting for the dolphins to swim by.
Een klein meisje drinkt melk terwijl ze wacht tot de dolfijnen langskomen.
1
The fact that girl at an aquarium sitting in front of a dolphin tank drinking something doesn't imply drinking milk and doesn't imply waiting for the dolphins to swim by.
Het feit dat dat meisje in een aquarium voor een dolfijn tank zit en iets drinkt betekent niet dat ze melk drinkt en niet dat ze wacht tot de dolfijnen voorbij zwemmen.
0.0431
0.1014
0.7023
0.131
0.2802
0.0993
A little girl at an aquarium sitting in front of a dolphin tank drinking something.
Een klein meisje in een aquarium voor een dolfijn tank die iets drinkt.
A child is drinking while sitting near the water.
Een kind drinkt terwijl hij bij het water zit.
0
''A little girl at an aquarium '' refers to '' sitting near the water.''
'Een klein meisje in een aquarium' verwijst naar '' zittend bij het water.'
0.0455
0.1014
0.3879
0.1216
0.095
0.0977
A little girl at an aquarium sitting in front of a dolphin tank drinking something.
Een klein meisje in een aquarium voor een dolfijn tank die iets drinkt.
A little boy is eating a sandwich watching the birds fly by.
Een jongetje eet een broodje terwijl de vogels voorbij vliegen.
2
girl and boy are not the same.
Meisje en jongen zijn niet hetzelfde.
0.0443
0.1014
0.7294
0.1237
0.9441
0.1412
A girl drinks from a straw while sitting near the glass of a dolphin enclosure.
Een meisje drinkt uit een rietje terwijl ze naast het glas van een dolfijn behuizing zit.
A girl is drinking her soda at a zoo.
Een meisje drinkt frisdrank in een dierentuin.
1
Just because a girl drinks from a straw near the dolphin enclosure doesn't imply drinking her soda and doesn't imply at a zoo.
Alleen omdat een meisje drinkt van een rietje in de buurt van de dolfijn behuizing betekent niet drinken van haar frisdrank en impliceert niet in een dierentuin.
0.1392
0.1069
0.762
0.1422
0.0
0.0839
A girl drinks from a straw while sitting near the glass of a dolphin enclosure.
Een meisje drinkt uit een rietje terwijl ze naast het glas van een dolfijn behuizing zit.
A girl is drinking her soda is at an aquarium.
Een meisje drinkt frisdrank in een aquarium.
1
Not all drinks are soda.
Niet alle drankjes zijn soda.
0.1392
0.1069
0.7073
0.1436
0.8188
0.1361
A girl drinks from a straw while sitting near the glass of a dolphin enclosure.
Een meisje drinkt uit een rietje terwijl ze naast het glas van een dolfijn behuizing zit.
A girl is drinking while sitting next to dolphins.
Een meisje drinkt terwijl ze naast dolfijnen zit.
0
'' A girl drinks from a straw while sitting near the glass of a dolphin '' is a rephrasing
'' Een meisje drinkt uit een rietje terwijl ze bij het glas van een dolfijn zit '' is een rephrasing
0.1392
0.1069
0.4255
0.1257
0.0002
0.104
A blond girl is sitting drinking a soda and looking at a dolphin swimming in the background.
Een blond meisje zit een frisdrank te drinken en kijkt naar een dolfijn zwemmen op de achtergrond.
The child has a drink and is watching a sea creature.
Het kind heeft een drankje en kijkt naar een zeedier.
0
girl is a child. sea creature is a dolphin.
Het meisje is een kind.
0.5411
0.1317
0.2384
0.1182
0.6646
0.1315
A blond girl is sitting drinking a soda and looking at a dolphin swimming in the background.
Een blond meisje zit een frisdrank te drinken en kijkt naar een dolfijn zwemmen op de achtergrond.
The girl is holding a can of pop.
Het meisje heeft een blikje pop.
1
Not all soda is in a can.
Niet alle frisdrank zit in een blik.
0.5411
0.1317
0.0
0.0814
0.7023
0.1068
A blond girl is sitting drinking a soda and looking at a dolphin swimming in the background.
Een blond meisje zit een frisdrank te drinken en kijkt naar een dolfijn zwemmen op de achtergrond.
The girl is offering the dolphin a drink.
Het meisje biedt de dolfijn een drankje aan.
2
sitting and offering are not the same.
zitten en offeren zijn niet hetzelfde.
0.5411
0.1317
0.6468
0.1335
0.3985
0.1141
A young girl sips from a drinking cup while gazing at a fish tank while a dolphin swims boy.
Een jong meisje sipt uit een drinkbeker terwijl ze naar een aquarium kijkt terwijl een dolfijn jongen zwemt.
A girl is catching fish in pond.
Een meisje vangt vis in de vijver.
2
gazing and catching are not the same.
staren en vangen zijn niet hetzelfde
0.2427
0.1058
0.9708
0.1513
0.2725
0.1059
A young girl sips from a drinking cup while gazing at a fish tank while a dolphin swims boy.
Een jong meisje sipt uit een drinkbeker terwijl ze naar een aquarium kijkt terwijl een dolfijn jongen zwemt.
A young girl is helping boy to swim like dolphin.
Een jong meisje helpt jongen te zwemmen als dolfijn.
1
Just because the girl is gazing at a fish tank does not mean she is helping the boy swim like a dolphin.
Omdat het meisje naar een aquarium kijkt, betekent niet dat ze de jongen helpt zwemmen als een dolfijn.
0.2427
0.1058
0.2827
0.1026
0.3048
0.1111
A young girl sips from a drinking cup while gazing at a fish tank while a dolphin swims boy.
Een jong meisje sipt uit een drinkbeker terwijl ze naar een aquarium kijkt terwijl een dolfijn jongen zwemt.
A girl is drining coffee while watching the fish pot.
Een meisje drinkt koffie terwijl ze naar de vispot kijkt.
0
''A young girl sips from a drinking cup while gazing at a fish tank '' is a rephrasing of ''A girl is drining coffee while watching the fish pot. ''
'Een jong meisje slokt uit een drinkbeker terwijl ze naar een aquarium kijkt' is een herhaling van 'Een meisje drinkt koffie terwijl ze naar de vispot kijkt.'
0.2427
0.1058
0.2112
0.1115
0.2943
0.0989
Elderly woman with glasses sits at a knitting table
Oudere vrouw met bril zit aan een breitafel
Old lady sit at a kniiting table.
Oude dame zit aan een knietafel.
0
elderly is a synonym of old.
ouderen is een synoniem van oud.
0.22
0.1109
0.0039
0.0964
0.3129
0.109
Elderly woman with glasses sits at a knitting table
Oudere vrouw met bril zit aan een breitafel
Elderly woman is on her bed.
Oudere vrouw ligt op haar bed.
2
knitting table and bed are not the same.
Breitafel en bed zijn niet hetzelfde.
0.2207
0.1109
0.9153
0.1213
0.5345
0.1062
Elderly woman with glasses sits at a knitting table
Oudere vrouw met bril zit aan een breitafel
Elderly woman want to knit.
Oudere vrouw wil breien.
1
Just because they are at a knitting table does not mean they want to knit.
Dat ze aan een breitafel zitten betekent niet dat ze willen breien.
0.2209
0.1109
0.0001
0.0993
0.4365
0.1256
One man kite surfing in the ocean.
Een vlieger die in de oceaan surft.
The man is holding onto a kite.
De man houdt een vlieger vast.
0
If the man is kite surfing, he is holding a kite.
Als de man vliegersurft, houdt hij een vlieger vast.
0.0607
0.1247
0.4553
0.1112
0.2434
0.1105
One man kite surfing in the ocean.
Een vlieger die in de oceaan surft.
The man is riding on the back of a dolphin.
De man zit achterop een dolfijn.
2
A man cannot be kite surfing and riding on the back of a dolphin same time.
Een man kan niet tegelijkertijd kitesurfen en op de rug van een dolfijn rijden.
0.0626
0.1246
0.0102
0.1151
0.5079
0.1114
One man kite surfing in the ocean.
Een vlieger die in de oceaan surft.
The man is on vacation.
De man is op vakantie.
1
just because one mine is kite surfing in the ocean does not mean he is on vacation.
Alleen omdat een mijn kitesurfen in de oceaan is betekent niet dat hij op vakantie is.
0.0626
0.1246
0.9753
0.1446
0.0055
0.0857
A man surfing waves with a parachute.
Een man surft met een parachute.
While parachuting a man is surfing waves with a camera
Terwijl parachutespringen een man surft golven met een camera
1
Just because the man is surfing waves does not mean he has a camera.
Alleen omdat de man surft op golven betekent niet dat hij een camera heeft.
0.4432
0.1149
0.0193
0.0824
0.4538
0.1302
A man surfing waves with a parachute.
Een man surft met een parachute.
While parachuting a man is surfing waves
Terwijl parachutespringen een man is surfen golven
0
''A man surfing waves with a parachute '' is rephrasing of ''While parachuting a man is surfing waves ''
''Een man surft golven met een parachute '' is rephrasing van ''Terwijl parachuteren een man is surfen golven '
0.4432
0.1149
0.0
0.0613
0.0
0.0563
A man surfing waves with a parachute.
Een man surft met een parachute.
The man is running on the wave
De man rent op de golf
2
surfing and running are not the same.
Surfen en rennen zijn niet hetzelfde.
0.4432
0.1149
0.0
0.0984
0.8076
0.1315
A guy with blue shorts and a dark shirt parasailing on a yellow board.
Een man met blauwe broek en een donker shirt parasailing op een geel bord.
A guy is parasailing.
Een man parasailt.
0
A guy is parasailing with blue shorts.
Een man parasailt met blauwe broek.
0.2459
0.0931
0.0
0.1211
0.1308
0.1086
A guy with blue shorts and a dark shirt parasailing on a yellow board.
Een man met blauwe broek en een donker shirt parasailing op een geel bord.
A guy is surfing on a large wave.
Een man surft op een grote golf.
2
Surfing is not parasailing. A wave is not a board.
Surfen is geen parasailen.
0.2459
0.0931
0.4404
0.1175
0.0706
0.1097
A guy with blue shorts and a dark shirt parasailing on a yellow board.
Een man met blauwe broek en een donker shirt parasailing op een geel bord.
A guy with blue shorts is parasailing on the Mississippi.
Een man met blauwe broek parasiteert op de Mississippi.
1
We don't know if the guy is on the Mississippi.
We weten niet of hij op de Mississippi zit.
0.2459
0.0931
0.0008
0.0986
0.6293
0.119
A young man is skiing in splashing waves, on a single board, while being pulled from above by something.
Een jongeman is aan het skiën in spetterende golven, op één bord, terwijl hij van boven door iets wordt getrokken.
The man is splashing waves
De man spettert golven.
0
The man is splashing waves because he is being pulled by something.
De man spettert golven omdat hij door iets wordt getrokken.
0.2683
0.092
0.0
0.071
0.0
0.0831
A young man is skiing in splashing waves, on a single board, while being pulled from above by something.
Een jongeman is aan het skiën in spetterende golven, op één bord, terwijl hij van boven door iets wordt getrokken.
The man is sleeping.
De man slaapt.
2
skiing and sleeping are not the same.
skiën en slapen zijn niet hetzelfde.
0.2683
0.092
0.7266
0.128
0.817
0.1269
A young man is skiing in splashing waves, on a single board, while being pulled from above by something.
Een jongeman is aan het skiën in spetterende golven, op één bord, terwijl hij van boven door iets wordt getrokken.
The man is being pulled from something
De man wordt ergens uit getrokken.
1
Just because he is splashing waves does not mean he is being pulled from something.
Alleen omdat hij golven spettert, betekent niet dat hij ergens uit getrokken wordt.
0.2683
0.092
0.3315
0.1158
0.0
0.078
Hanging onto a bar, the man on a yellow and whiteboard cuts through the waves with the water rooster tailing up behind him.
De man op een geel en whiteboard snijdt door de golven met de waterhaan achter hem.
A tall person hangs on a bar
Een lang persoon hangt aan een bar
1
Not all people are tall.
Niet alle mensen zijn lang.
0.0
0.0712
0.6683
0.1016
0.0002
0.0942
Hanging onto a bar, the man on a yellow and whiteboard cuts through the waves with the water rooster tailing up behind him.
De man op een geel en whiteboard snijdt door de golven met de waterhaan achter hem.
A person hangs on a bar
Een persoon hangt aan een bar
0
Says who is hanging onto the bar.
Zegt wie er aan de bar hangt.
0.0
0.0712
0.7722
0.1151
0.2879
0.0795
Hanging onto a bar, the man on a yellow and whiteboard cuts through the waves with the water rooster tailing up behind him.
De man op een geel en whiteboard snijdt door de golven met de waterhaan achter hem.
Water shoots up behind a man on a board as he travels through waves with a bar in his hand.
Water schiet achter een man op een plank terwijl hij door golven reist met een bar in zijn hand
0
explains what rooster tailing is.
legt uit wat haanstaarten zijn.
0.0
0.0712
0.0532
0.083
0.3405
0.0963
Hanging onto a bar, the man on a yellow and whiteboard cuts through the waves with the water rooster tailing up behind him.
De man op een geel en whiteboard snijdt door de golven met de waterhaan achter hem.
No one is surfing.
Niemand surft.
2
no one and a man cannot be together at the same time.
Niemand en een man kunnen niet tegelijk samen zijn.
0.0
0.0712
0.7016
0.1342
0.6074
0.1358
Hanging onto a bar, the man on a yellow and whiteboard cuts through the waves with the water rooster tailing up behind him.
De man op een geel en whiteboard snijdt door de golven met de waterhaan achter hem.
A man hangs onto a bar.
Een man hangt aan een bar.
0
explains that the person hanging onto the bar is a man.
legt uit dat de persoon die aan de bar hangt een man is.
0.0
0.0712
0.4543
0.098
0.4165
0.1013
Hanging onto a bar, the man on a yellow and whiteboard cuts through the waves with the water rooster tailing up behind him.
De man op een geel en whiteboard snijdt door de golven met de waterhaan achter hem.
Nobody holds the bar.
Niemand houdt de bar vast.
2
You cannot be hanging on a bar and not holding a bar at the same time.
Je kunt niet aan een bar hangen en niet tegelijkertijd een bar vasthouden.
0.0
0.0712
0.2736
0.1094
0.0024
0.0934
Hanging onto a bar, the man on a yellow and whiteboard cuts through the waves with the water rooster tailing up behind him.
De man op een geel en whiteboard snijdt door de golven met de waterhaan achter hem.
There is a man enjoying water sports.
Er is een man die van watersport houdt.
0
The man enjoying water sports is hanging onto a bar.
De man die van watersport houdt hangt aan een bar.
0.0
0.0712
0.9625
0.1319
0.4023
0.0861
Hanging onto a bar, the man on a yellow and whiteboard cuts through the waves with the water rooster tailing up behind him.
De man op een geel en whiteboard snijdt door de golven met de waterhaan achter hem.
A man hanging onto a bar is running from a water rooster.
Een man die aan een bar hangt rent weg van een waterhaan.
1
Just because the water rooster is behind him does not mean he is running from it.
Alleen omdat de waterhaan achter hem staat betekent niet dat hij ervan wegloopt.
0.0
0.0712
0.0016
0.0993
0.2706
0.1176
Hanging onto a bar, the man on a yellow and whiteboard cuts through the waves with the water rooster tailing up behind him.
De man op een geel en whiteboard snijdt door de golven met de waterhaan achter hem.
The man is driving the boat.
De man bestuurt de boot.
2
The man cannot be on a whiteboard and driving a boat at the same time.
De man kan niet tegelijkertijd op een whiteboard zitten en een boot besturen.
0.0
0.0712
0.8934
0.1272
0.4438
0.121
Hanging onto a bar, the man on a yellow and whiteboard cuts through the waves with the water rooster tailing up behind him.
De man op een geel en whiteboard snijdt door de golven met de waterhaan achter hem.
Someone is surfing on big waves outside.
Iemand surft op grote golven buiten.
1
Not all waves are big.
Niet alle golven zijn groot.
0.0
0.0712
0.0379
0.1333
0.1908
0.1062
Hanging onto a bar, the man on a yellow and whiteboard cuts through the waves with the water rooster tailing up behind him.
De man op een geel en whiteboard snijdt door de golven met de waterhaan achter hem.
A man trips over a curb and drops his coffee on the street.
Een man struikelt over een stoeprand en laat zijn koffie op straat.
2
A man cannot be cutting through waves and tripping over a curb at the same time. The rooster also cannot be tailing behind him in the waves as he is dropping his coffee on the street.
Een man kan niet door golven heen snijden en tegelijkertijd over een stoeprand struikelen. De haan kan ook niet achter hem aanzitten in de golven als hij zijn koffie op straat laat vallen.
0.0
0.0712
0.0005
0.0943
0.0386
0.0755
Hanging onto a bar, the man on a yellow and whiteboard cuts through the waves with the water rooster tailing up behind him.
De man op een geel en whiteboard snijdt door de golven met de waterhaan achter hem.
A wakeboarder is pulled behind a boat in a lake.
Een wakeboarder wordt achter een boot in een meer getrokken.
1
Not every man is a wakeboarder. Not all waves are in a lake.
Niet elke man is een wakeboarder.
0.0
0.0712
0.3594
0.1102
0.495
0.1161
Hanging onto a bar, the man on a yellow and whiteboard cuts through the waves with the water rooster tailing up behind him.
De man op een geel en whiteboard snijdt door de golven met de waterhaan achter hem.
A water rooster is eating the whiteboard the man is on.
Een waterhaan eet het whiteboard waar de man op zit.
2
The rooster cannot be tailing up behind him while the water rooster is eating the whiteboard.
De haan kan niet achter hem aanzitten terwijl de waterhaan het whiteboard eet.
0.0
0.0712
0.1479
0.1061
0.0001
0.0831
Hanging onto a bar, the man on a yellow and whiteboard cuts through the waves with the water rooster tailing up behind him.
De man op een geel en whiteboard snijdt door de golven met de waterhaan achter hem.
A man is preparing to do a trick on a wakeboard.
Een man bereidt zich voor op een wakeboard.
1
Sentence 1 is missing trick on a wakeboard
Zin 1 ontbreekt truc op een wakeboard
0.0
0.0712
0.1643
0.102
0.0
0.0599
Hanging onto a bar, the man on a yellow and whiteboard cuts through the waves with the water rooster tailing up behind him.
De man op een geel en whiteboard snijdt door de golven met de waterhaan achter hem.
Someone is surfing outside.
Iemand is buiten aan het surfen.
0
explains why someone is hanging onto a bar.
verklaart waarom iemand aan een bar hangt.
0.0
0.0712
0.4109
0.1432
0.457
0.1007
A young man playing on the side of a snow covered road.
Een jongeman die aan de kant van een sneeuwoverdekte weg speelt.
A young male playing on the edge of a weather covered street.
Een jonge man die aan de rand van een weersoverdekte straat speelt.
0
The road is covered in snow because of the weather.
De weg is door het weer bedekt met sneeuw.
0.4926
0.1312
0.4315
0.1267
0.8571
0.1531
A young man playing on the side of a snow covered road.
Een jongeman die aan de kant van een sneeuwoverdekte weg speelt.
A young male happily playing on the edge of a weather covered street.
Een jong mannetje speelt graag aan de rand van een overdekte weerstraat.
1
Just because A young man playing on the side of a snow covered road does not mean the male is playing happily.
Alleen omdat een jongeman aan de kant van een besneeuwde weg speelt betekent niet dat het mannetje gelukkig speelt.
0.4926
0.1312
0.1331
0.1068
0.3356
0.1254
A young man playing on the side of a snow covered road.
Een jongeman die aan de kant van een sneeuwoverdekte weg speelt.
A young male sleeping.
Een jonge man die slaapt.
2
He cannot be playing on the side of a snow covered road and sleeping at the same time.
Hij kan niet aan de kant van een besneeuwde weg spelen en tegelijkertijd slapen.
0.4926
0.1314
0.0243
0.1084
0.2862
0.1249
A person in a dark hoodie does a flip to the side of a set of some tire tracks in the snow.
Een persoon in een donkere hoodie doet een flip naar de zijkant van een set bandensporen in de sneeuw.
The weather is cold.
Het weer is koud.
1
A person in a dark hoodie does a flip to the side of the tire tracks in the snow be the weather is cold.
Een persoon in een donkere hoodie doet een flip naar de zijkant van de bandensporen in de sneeuw zijn het weer is koud.
0.0011
0.0763
0.977
0.1588
0.0
0.0649
A person in a dark hoodie does a flip to the side of a set of some tire tracks in the snow.
Een persoon in een donkere hoodie doet een flip naar de zijkant van een set bandensporen in de sneeuw.
The season is summer and it is 100 degrees today.
Het seizoen is zomer en het is 100 graden vandaag.
2
It cannot be summer and winter simultaneously.
Het kan niet tegelijkertijd zomer en winter zijn.
0.0011
0.0763
0.7246
0.1469
0.7368
0.1469
A person in a dark hoodie does a flip to the side of a set of some tire tracks in the snow.
Een persoon in een donkere hoodie doet een flip naar de zijkant van een set bandensporen in de sneeuw.
There ground has snow on it.
Er ligt sneeuw op de grond.
0
Tire tracks in the snow must mean the ground has snow on it.
Bandensporen in de sneeuw moeten betekenen dat de grond er sneeuw op heeft.
0.0011
0.0763
0.8662
0.1495
0.3482
0.1148
Person dressed in dark clothing doing a flip into the snow along side the road.
Persoon gekleed in donkere kleding doen een flip in de sneeuw langs de kant van de weg.
A girl playing with dolls.
Een meisje dat met poppen speelt.
2
The subject cannot be doing a flip and playing with dolls at the same time.
Het onderwerp kan niet tegelijkertijd een flip doen en met poppen spelen.
0.0
0.0769
0.8261
0.1272
0.1133
0.0745
Person dressed in dark clothing doing a flip into the snow along side the road.
Persoon gekleed in donkere kleding doen een flip in de sneeuw langs de kant van de weg.
A person playing out in the snow.
Iemand die in de sneeuw speelt.
0
the person is wearing dark clothing because they are playing in the snow.
de persoon draagt donkere kleding omdat ze spelen in de sneeuw.
0.0
0.0769
0.0002
0.1136
0.5521
0.1084
Person dressed in dark clothing doing a flip into the snow along side the road.
Persoon gekleed in donkere kleding doen een flip in de sneeuw langs de kant van de weg.
A man warming up outside in the snow.
Een man die buiten opwarmt in de sneeuw.
1
Just because Person dressed in dark clothing doing a flip into the snow along side the road does not mean the man is warming up.
Gewoon omdat Persoon gekleed in donkere kleding die een flip in de sneeuw langs de kant van de weg betekent niet dat de man opwarmt.
0.0
0.0769
0.0002
0.0945
0.0
0.0468
A skier is upside down on skis with trees in the background.
Een skiër staat ondersteboven op ski's met bomen op de achtergrond.
A skier is upside down on a snowboard inside a department store
Een skiër staat ondersteboven op een snowboard in een warenhuis
2
The skier cannot presumably be outside and inside a department store at the same time.
De skiër kan waarschijnlijk niet tegelijkertijd buiten en in een warenhuis zijn.
0.5355
0.1056
0.5045
0.1081
0.2357
0.1195
A skier is upside down on skis with trees in the background.
Een skiër staat ondersteboven op ski's met bomen op de achtergrond.
A person skiing outdoors.
Een persoon skiën buiten.
0
trees are in the background because the person is skiing outdoors.
bomen liggen op de achtergrond omdat de persoon buiten aan het skiën is.
0.5363
0.1057
0.0001
0.1149
0.6385
0.1234
A skier is upside down on skis with trees in the background.
Een skiër staat ondersteboven op ski's met bomen op de achtergrond.
A skier on a jump.
Een skiër op een sprong.
1
To say a skier is on a jump implies that they leapt off of a ski-jump ramp. This skier may have launched off of something less formal, like a mound of snow, or he could be falling off a cliff.
Om te zeggen een skiër is op een sprong impliceert dat ze sprongen van een ski-sprong helling. Deze skiër kan zijn gelanceerd van iets minder formeel, als een berg sneeuw, of hij kan vallen van een klif.
0.5355
0.1057
0.0001
0.0929
0.0
0.0453
A skier is upside down on skis with trees in the background.
Een skiër staat ondersteboven op ski's met bomen op de achtergrond.
A woman on skis is performing a stunt.
Een vrouw op ski's voert een stunt uit.
1
Just because A skier is upside down on skis with trees in the background does not mean the skier is a woman doing a stunt.
Alleen omdat een skiër ondersteboven staat op ski's met bomen op de achtergrond betekent niet dat de skiër een vrouw is die een stunt doet.
0.535
0.1057
0.6755
0.1188
0.2734
0.0903
A skier is upside down on skis with trees in the background.
Een skiër staat ondersteboven op ski's met bomen op de achtergrond.
A skier wearing skis is upside down after dodging the trees behind him.
Een skiër die ski's draagt is ondersteboven na het ontwijken van de bomen achter hem.
1
Just because A skier is upside down on skis with trees in the background does not mean the skier was dodging the trees.
Alleen omdat een skiër ondersteboven staat op ski's met bomen op de achtergrond betekent niet dat de skiër de bomen ontweek.
0.535
0.1057
0.2118
0.0882
0.2087
0.0918
A skier is upside down on skis with trees in the background.
Een skiër staat ondersteboven op ski's met bomen op de achtergrond.
A skier outdoors.
Een skiër buiten.
0
trees are in the background because the person is skiing outdoors.
bomen liggen op de achtergrond omdat de persoon buiten aan het skiën is.
0.535
0.1057
0.2383
0.1063
0.6395
0.1235
A skier is upside down on skis with trees in the background.
Een skiër staat ondersteboven op ski's met bomen op de achtergrond.
A person is outside.
Er is iemand buiten.
1
Just because A skier is upside down on skis with trees in the background does not mean the skier is outside.
Gewoon omdat een skiër ondersteboven staat op ski's met bomen op de achtergrond betekent niet dat de skiër buiten is.
0.536
0.1057
0.5127
0.1297
0.2825
0.1055
A skier is upside down on skis with trees in the background.
Een skiër staat ondersteboven op ski's met bomen op de achtergrond.
A skier is skiing down a a vast, open hill of snow.
Een skiër is aan het skiën in een uitgestrekte, open sneeuwberg.
2
The skier cannot be upside down and skiing down a hill at the same time.
De skiër kan niet op zijn kop staan en tegelijkertijd een heuvel afskiën.
0.536
0.1057
0.5566
0.1383
0.1519
0.1107
A skier is upside down on skis with trees in the background.
Een skiër staat ondersteboven op ski's met bomen op de achtergrond.
A person making snow angels.
Iemand die sneeuwengelen maakt.
2
A skier cannot be upside down while making snow angels.
Een skiër kan niet ondersteboven staan als hij sneeuwengelen maakt.
0.5354
0.1057
0.0
0.1137
0.0
0.0835
A skier is upside down on skis with trees in the background.
Een skiër staat ondersteboven op ski's met bomen op de achtergrond.
A skier is upside down on skis
Een skiër staat ondersteboven op ski's
0
Upside down is upside down.
Ondersteboven is ondersteboven.
0.5354
0.1057
0.3271
0.1094
0.0001
0.0939
A skier is upside down on skis with trees in the background.
Een skiër staat ondersteboven op ski's met bomen op de achtergrond.
A foolish skier got stuck trying to impress everyone
Een dwaze skiër probeerde iedereen te imponeren.
1
Just because A skier is upside down on skis with trees in the background does not mean the skier is foolish and got stuck trying to impress everyone.
Gewoon omdat een skiër ondersteboven staat op ski's met bomen op de achtergrond betekent niet dat de skiër dom is en vast kwam te zitten proberen om iedereen te imponeren.
0.5357
0.1057
0.2649
0.0993
0.0009
0.0712
A skier is upside down on skis with trees in the background.
Een skiër staat ondersteboven op ski's met bomen op de achtergrond.
A person is skiing.
Iemand is aan het skiën.
0
Skier is a person and skis means skiing.
Skier is een persoon en skiën betekent skiën.
0.5353
0.1057
0.6505
0.143
0.2893
0.1057
A skier is upside down on skis with trees in the background.
Een skiër staat ondersteboven op ski's met bomen op de achtergrond.
A man driving a car.
Een man die een auto bestuurt.
2
A skier cannot be upside down on skis and driving a car at the same time.
Een skiër kan niet op zijn kop staan op ski's en tegelijkertijd met een auto rijden.
0.5357
0.1057
0.4946
0.1155
0.3151
0.1072
A skier is upside down on skis with trees in the background.
Een skiër staat ondersteboven op ski's met bomen op de achtergrond.
An upside down skier wearing skis with trees behind him.
Een omgekeerde skiër met ski's met bomen achter hem.
0
Background can be denoted as behind.
Achtergrond kan worden aangeduid als achter.
0.5355
0.1057
0.0001
0.0772
0.1233
0.0964
A skier is upside down on skis with trees in the background.
Een skiër staat ondersteboven op ski's met bomen op de achtergrond.
A skiers is sitting by a fire while his skis are laying in the snow.
Een skiërs zitten bij een vuur terwijl zijn ski's liggen in de sneeuw.
2
One can not be sitting while upside down or on skis if his skis are laying in the snow.
Men kan niet zitten terwijl ondersteboven of op ski's als zijn ski's liggen in de sneeuw.
0.5349
0.1057
0.183
0.1088
0.0
0.0614
A person is doing a backflip in a snow-covered landscape.
Een persoon doet een backflip in een met sneeuw bedekt landschap.
The person can do a backflip.
De persoon kan een backflip.
0
A person can do backflip in snow-covered landscape.
Een persoon kan backflip doen in besneeuwd landschap.
0.2801
0.1152
0.0
0.089
0.1773
0.1032
A person is doing a backflip in a snow-covered landscape.
Een persoon doet een backflip in een met sneeuw bedekt landschap.
The person is a gymnast.
De persoon is een turner.
1
Sentence 1 is missing person is a gymnast
Verdachte 1 is vermist en is een turnster
0.28
0.1152
0.0062
0.1156
0.0
0.1156
A person is doing a backflip in a snow-covered landscape.
Een persoon doet een backflip in een met sneeuw bedekt landschap.
The person is relaxing on the beach.
De persoon ontspant zich op het strand.
2
One cannot be relaxing and doing a backflipat the same time. A beach is not usually a snow-covered landscape.
Men kan niet tegelijkertijd ontspannen en een backflipat doen. Een strand is meestal geen besneeuwd landschap.
0.2802
0.1153
0.5122
0.1265
0.1333
0.0884
A young Asian boy is mopping the floors near a yellow curtain.
Een jonge Aziatische jongen dweilt de vloeren dicht bij een geel gordijn.
The kid who is shown is studying right now.
De jongen die wordt getoond is nu aan het studeren.
2
One can not be studying while mopping the floors.
Men kan niet studeren terwijl dweilen de vloeren.
0.1989
0.1041
0.1295
0.1439
0.0
0.0723
A young Asian boy is mopping the floors near a yellow curtain.
Een jonge Aziatische jongen dweilt de vloeren dicht bij een geel gordijn.
The boy in the shot is cleaning something.
De jongen in het schot maakt iets schoon.
0
Mopping the floors is a type of cleaning.
De vloeren dweilen is een soort reiniging.
0.1987
0.1041
0.0
0.0756
0.0
0.1237
A young Asian boy is mopping the floors near a yellow curtain.
Een jonge Aziatische jongen dweilt de vloeren dicht bij een geel gordijn.
The boy's family owns the restaurant he is working in.
De familie van de jongen is eigenaar van het restaurant waar hij werkt.
1
not every family is asian.
Niet elke familie is Aziatisch.
0.1987
0.1041
0.9676
0.1335
0.7668
0.1225
A boy dressed in red clothing pulling a mop across the floor.
Een jongen in rode kleding die een dweil over de vloer trekt.
A boy is mopping the floor.
Een jongen dweilt de vloer.
0
Pulling a mop is mopping.
Een dweil trekken is dweilen.
0.2039
0.0845
0.0002
0.1211
0.0
0.0733
A boy dressed in red clothing pulling a mop across the floor.
Een jongen in rode kleding die een dweil over de vloer trekt.
A man is standing in a museum.
Een man staat in een museum.
2
A man is not a boy.
Een man is geen jongen.
0.2038
0.0845
0.8192
0.1398
0.9452
0.1265
A boy dressed in red clothing pulling a mop across the floor.
Een jongen in rode kleding die een dweil over de vloer trekt.
A boy in a red shirt is doing chores for his allowance.
Een jongen in een rood hemd doet klusjes voor zijn zakgeld.
1
Just because A boy dressed in red clothing pulling a mop across the floor does not mean the boy is doing chores for his allowance.
Alleen omdat een jongen gekleed in rode kleding een dweil over de vloer trekt betekent niet dat de jongen klusjes doet voor zijn zakgeld.
0.2048
0.0845
0.3604
0.1165
0.1318
0.0934
A young androgynous child mops the floor in a holy building.
Een jong androgyn kind dweilt de vloer in een heilig gebouw.
The child is Catholic.
Het kind is katholiek.
1
Just because the child is in a holy building does not mean the child is Catholic.
Alleen omdat het kind in een heilig gebouw is betekent niet dat het kind katholiek is.
0.1637
0.0952
0.8744
0.1493
0.5913
0.1333