premise_en
stringlengths
7
402
premise_nl
stringlengths
8
417
hypothesis_en
stringlengths
0
295
hypothesis_nl
stringlengths
1
308
label
int32
0
2
explanation_1_en
stringlengths
0
917
explanation_1_nl
stringlengths
3
766
explanation_2_en
stringclasses
1 value
explanation_2_nl
stringclasses
1 value
explanation_3_en
stringclasses
1 value
explanation_3_nl
stringclasses
1 value
da_premise
stringlengths
3
6
mqm_premise
stringlengths
3
7
da_hypothesis
stringlengths
3
6
mqm_hypothesis
stringlengths
3
6
da_explanation_1
stringlengths
3
6
mqm_explanation_1
stringlengths
3
7
da_explanation_2
stringclasses
1 value
mqm_explanation_2
stringclasses
1 value
da_explanation_3
stringclasses
1 value
mqm_explanation_3
stringclasses
1 value
A child falling back to kick a soccer ball.
Een kind valt terug om een voetbal te schoppen.
A pro player is doing a bicycle kick at the championship game.
Een profspeler doet een fietsschop bij de kampioenschapswedstrijd.
2
bicycle and soccer are not the same
fiets en voetbal zijn niet hetzelfde
0.0
0.0804
0.3256
0.0914
0.9641
0.1455
A child falling back to kick a soccer ball.
Een kind valt terug om een voetbal te schoppen.
A child is kicking a soccer ball.
Een kind schopt een voetbal.
0
There is a child kicking a soccer ball.
Er is een kind dat een voetbal trapt.
0.0
0.0804
0.0
0.0852
0.0
0.1013
A child falling back to kick a soccer ball.
Een kind valt terug om een voetbal te schoppen.
A boy is kicking the ball at his soccer gae.
Een jongen schopt de bal naar zijn voetbal gae.
1
A boy falling back has not yet started kicking the ball. Soccer is a game not a gae.
Een jongen die terugvalt is nog niet begonnen met de bal te schoppen.
0.0
0.0804
0.0
0.0852
0.1416
0.0874
a boy in a stripy shirt is playing with a soccer ball in a grassy park in front of some bushes.
Een jongen in een gestreept shirt speelt met een voetbal in een graspark voor wat struiken.
The boy in the striped shirt is outside playing soccer.
De jongen in het gestreepte shirt speelt buiten voetbal.
0
playing in a grassy park in front of some bushes indicates that the boy is outside playing.
spelen in een grasachtig park voor sommige struiken geeft aan dat de jongen buiten speelt.
0.0
0.0912
0.3217
0.1015
0.0001
0.0932
a boy in a stripy shirt is playing with a soccer ball in a grassy park in front of some bushes.
Een jongen in een gestreept shirt speelt met een voetbal in een graspark voor wat struiken.
The boy is throwing his football around.
De jongen gooit zijn voetbal rond.
2
The boy cannot be playing with a football and a soccer ball at the same time.
De jongen kan niet tegelijk met een voetbal en een voetbal spelen.
0.0
0.0912
0.5828
0.1237
0.2072
0.0856
a boy in a stripy shirt is playing with a soccer ball in a grassy park in front of some bushes.
Een jongen in een gestreept shirt speelt met een voetbal in een graspark voor wat struiken.
The boy is playing by himself.
De jongen speelt alleen.
1
Playing with a ball does not mean he is playing by himself.
Spelen met een bal betekent niet dat hij alleen speelt.
0.0
0.0912
0.779
0.1431
0.4099
0.1221
Boy leaning backward to kick a soccer ball in midair.
Jongen die achteruit leunde om een voetbal in de lucht te schoppen.
Boy leaning backward to kick a soccer ball in midair is playing against a rival school
Jongen achterover leunen om een voetbal in de lucht te schoppen speelt tegen een rivaliserende school
1
Kicking a ball does not mean he is playing against a rival school.
Een bal schoppen betekent niet dat hij tegen een rivaliserende school speelt.
0.0001
0.0841
0.0
0.0653
0.3009
0.1113
Boy leaning backward to kick a soccer ball in midair.
Jongen die achteruit leunde om een voetbal in de lucht te schoppen.
Boy is cheerleading for the soccer team
Jongen is cheerleading voor het voetbalteam
2
One cannot be cheerleading while he kicks a soccer ball.
Men kan niet cheerleaden terwijl hij een voetbal schopt.
0.0001
0.0841
0.2398
0.104
0.1396
0.0988
Boy leaning backward to kick a soccer ball in midair.
Jongen die achteruit leunde om een voetbal in de lucht te schoppen.
Boy leaning backward to kick a soccer ball in midair, doing his physical activities
Jongen achterover leunen om een voetbal te schoppen in de lucht, doen zijn fysieke activiteiten
0
kick a soccer ball is a physical activity.
Een voetbal schoppen is een fysieke activiteit.
0.0001
0.0842
0.0001
0.0708
0.0902
0.1002
A Chinese woman playing in the Olympics holding a racket.
Een Chinese vrouw die speelt op de Olympische Spelen met een herrie.
A woman is in the Olympics.
Er is een vrouw op de Olympische Spelen.
0
One must be in the Olympics before playing in the Olympics.
Je moet bij de Olympische Spelen zijn voordat je op de Olympische Spelen speelt.
0.0001
0.0895
0.8154
0.1331
0.2616
0.1203
A Chinese woman playing in the Olympics holding a racket.
Een Chinese vrouw die speelt op de Olympische Spelen met een herrie.
A woman is in the Olympics playing tennis.
Een vrouw speelt op de Olympische Spelen tennis.
1
Tennis is not the only game played while holding a racket.
Tennis is niet het enige spel gespeeld tijdens het vasthouden van een racket.
0.0001
0.0895
0.8003
0.1403
0.629
0.1267
A Chinese woman playing in the Olympics holding a racket.
Een Chinese vrouw die speelt op de Olympische Spelen met een herrie.
A woman is in the Olympics playing against herself.
Een vrouw speelt tegen zichzelf.
2
playing and holding are not the same
spelen en vasthouden zijn niet hetzelfde
0.0001
0.0895
0.0012
0.1266
0.4295
0.1128
A small child being held by a woman, holding on to her shirt.
Een klein kind wordt vastgehouden door een vrouw, die zich aan haar shirt vasthoudt.
A babay clutches a woman's shirt.
Een babay houdt een vrouwenshirt vast.
0
A babay is a small child. They usually hold on to a woman's shirt by clutching.
Een babay is een klein kind. Ze houden meestal een vrouwenshirt vast door vast te klampen.
0.2712
0.0964
0.0
0.0898
0.16
0.0881
A small child being held by a woman, holding on to her shirt.
Een klein kind wordt vastgehouden door een vrouw, die zich aan haar shirt vasthoudt.
A baby grabs her mommy.
Een baby pakt haar mama.
1
A child is older than a baby. A child can be held by a woman who is not her mommy.
Een kind is ouder dan een baby. Een kind kan worden vastgehouden door een vrouw die niet haar moeder is.
0.2713
0.0964
0.2066
0.0992
0.6973
0.1142
A small child being held by a woman, holding on to her shirt.
Een klein kind wordt vastgehouden door een vrouw, die zich aan haar shirt vasthoudt.
A baby lifts a car.
Een baby tilt een auto.
2
lifts and holding are not the same
liften en het bedrijf zijn niet hetzelfde
0.2713
0.0964
0.1461
0.1124
0.0
0.1027
A group of hikers are climbing up a snowy mountain.
Een groep wandelaars klimt op een besneeuwde berg.
A family climbing up a snowy mountain.
Een familie klimmen op een besneeuwde berg.
1
Not every group of hikers is related in a family.
Niet elke groep wandelaars is familie.
0.7638
0.1325
0.6759
0.1201
0.1795
0.0987
A group of hikers are climbing up a snowy mountain.
Een groep wandelaars klimt op een besneeuwde berg.
Hikers climbing a mountain.
Wandelaars klimmen op een berg.
0
People climbing a mountain are usually called hikers.
Mensen die een berg beklimmen worden meestal wandelaars genoemd.
0.7642
0.1323
0.5772
0.1184
0.6853
0.1283
A group of hikers are climbing up a snowy mountain.
Een groep wandelaars klimt op een besneeuwde berg.
A group of people climbing a building.
Een groep mensen die een gebouw beklimmen.
2
mountain and building are not the same
berg en gebouw zijn niet hetzelfde
0.7642
0.1323
0.6345
0.1203
0.7392
0.1174
Climbers with hiking boots and blue helmets ascend a snow covered mountain.
Klimmers met wandelschoenen en blauwe helmen klimmen op een besneeuwde berg.
People climb Mt Everest.
Mensen beklimmen Mount Everest.
1
Not all mountains are Mt Everest.
Niet alle bergen zijn Mount Everest.
0.6222
0.1197
0.2293
0.1046
0.8409
0.1382
Climbers with hiking boots and blue helmets ascend a snow covered mountain.
Klimmers met wandelschoenen en blauwe helmen klimmen op een besneeuwde berg.
People rest on a small hill.
Mensen rusten op een kleine heuvel.
2
People cannot be resting and ascend a snow covered mountain at the same time.
Mensen kunnen niet rusten en tegelijkertijd een besneeuwde berg beklimmen.
0.6222
0.1197
0.15
0.1161
0.5221
0.1188
Climbers with hiking boots and blue helmets ascend a snow covered mountain.
Klimmers met wandelschoenen en blauwe helmen klimmen op een besneeuwde berg.
People climb a snow covered mountain.
Mensen klimmen een besneeuwde berg.
0
Climbers are people .
Klimmers zijn mensen.
0.6224
0.1196
0.5732
0.1228
0.3185
0.1003
Person jumping off diving board, while younger child is walking onto a smaller diving board.
Persoon die van duikplank springt, terwijl het jongere kind op een kleiner duikbord loopt.
A person is jumping off a diving board
Een persoon springt van een duikplank
0
Both subjects are jumping
Beide onderwerpen springen.
0.2397
0.0951
0.3265
0.1344
0.0
0.0876
Person jumping off diving board, while younger child is walking onto a smaller diving board.
Persoon die van duikplank springt, terwijl het jongere kind op een kleiner duikbord loopt.
A person is falling onto the dirt
Een persoon valt op het vuil
2
board and dirt are not the same
board en vuil zijn niet hetzelfde
0.2397
0.0951
0.0
0.116
0.1142
0.0917
Person jumping off diving board, while younger child is walking onto a smaller diving board.
Persoon die van duikplank springt, terwijl het jongere kind op een kleiner duikbord loopt.
A person is going fora swim
Iemand gaat zwemmen.
0
if one is jumping off diving board then it is likely they land in water, hence they have to swim
als men van duikplank springt dan is het waarschijnlijk dat ze in water landen, vandaar dat ze moeten zwemmen
0.2402
0.0951
0.0001
0.1138
0.2964
0.115
A group of people are hiking up an icy hillside.
Een groep mensen wandelt een ijzige heuvel op.
It is cold outside.
Het is koud buiten.
0
an icy hillside indicates it is cold outside
een ijzige heuvel geeft aan dat het buiten koud is
0.262
0.1201
0.9809
0.162
0.5153
0.129
A group of people are hiking up an icy hillside.
Een groep mensen wandelt een ijzige heuvel op.
A group of tourists walk along a sunny path together.
Een groep toeristen loopt samen langs een zonnig pad.
2
icy and sunny are not the same
ijzig en zonnig zijn niet hetzelfde
0.2612
0.1201
0.7421
0.1323
0.2508
0.1453
A group of people are hiking up an icy hillside.
Een groep mensen wandelt een ijzige heuvel op.
A group of lost hikers hike up an icy hillside looking for the trail.
Een groep verloren wandelaars wandelt op een ijzige heuvel op zoek naar het pad.
1
People who are not lost can be hiking without looking for the trail.
Mensen die niet verdwaald zijn kunnen wandelen zonder het pad te zoeken.
0.2613
0.1201
0.2976
0.1002
0.3491
0.107
A group of people are climbing in cold weather.
Een groep mensen klimt bij koud weer.
The group of people are climbing despite the cold.
De groep mensen klimmen ondanks de kou.
0
cold weather can be shortened to the cold
koud weer kan worden verkort tot de kou
0.2868
0.115
0.7396
0.128
0.1472
0.0981
A group of people are climbing in cold weather.
Een groep mensen klimt bij koud weer.
The group of people are climbing a frozen waterfall.
De groep mensen beklimmen een bevroren waterval.
1
It may not be cold enough to create a frozen waterfall.
Het is misschien niet koud genoeg om een bevroren waterval te creëren
0.2868
0.115
0.7338
0.1289
0.5264
0.1437
A group of people are climbing in cold weather.
Een groep mensen klimt bij koud weer.
The group of people are descending down the mountain.
De groep mensen daalt de berg af.
2
climbing and descending are not the same
klimmen en dalen zijn niet hetzelfde
0.2868
0.1151
0.2317
0.1207
0.2003
0.1234
Swimmers swim in a large, blue pool.
Zwemmers zwemmen in een groot, blauw zwembad.
Professional swimmers are in the pool
Professionele zwemmers zijn in het zwembad
1
Not every swimmer is a professional.
Niet elke zwemmer is een professional.
0.9432
0.1489
0.7483
0.134
0.9508
0.1358
Swimmers swim in a large, blue pool.
Zwemmers zwemmen in een groot, blauw zwembad.
People are swimming in a pool
Mensen zwemmen in een zwembad
0
swimmers are people
zwemmers zijn mensen
0.9431
0.1489
0.968
0.1446
0.7397
0.1189
Swimmers swim in a large, blue pool.
Zwemmers zwemmen in een groot, blauw zwembad.
Elephants are in a pool.
Olifanten zitten in een zwembad.
2
There are swimmers, not elephants in the pool
Er zijn zwemmers, geen olifanten in het zwembad.
0.9431
0.1489
0.9695
0.142
0.78
0.1357
Police in riot gear are walking down a street.
De politie loopt door een straat.
A group of hippies are walking down a street.
Een groep hippies loopt door een straat.
2
Police are on the street, not hippies.
De politie is op straat, geen hippies.
0.0001
0.0928
0.7834
0.1357
0.6165
0.1126
Police in riot gear are walking down a street.
De politie loopt door een straat.
There are police walking along a street.
Er loopt politie langs een straat.
0
walking down a street is rewritten to walking along a street
wandelen in een straat wordt herschreven om te lopen langs een straat
0.0001
0.0928
0.6131
0.1274
0.0001
0.0977
Police in riot gear are walking down a street.
De politie loopt door een straat.
The police are preparing for a clash with demonstrators.
De politie bereidt zich voor op een botsing met demonstranten.
1
Preparing for a clash with demonstrators is not the only reason police walk down the street.
Voorbereiden op een conflict met demonstranten is niet de enige reden dat de politie op straat loopt.
0.0001
0.0928
0.6882
0.1493
0.3375
0.1221
A large group of police dressed in riot gear walk down a street.
Een grote groep politie in oproerkleding loopt door een straat.
A group of police walking.
Een groep politie lopen.
0
if police walk down a street then a group of police are walking
Als de politie door een straat loopt, loopt er een groep politieagenten.
0.369
0.1168
0.1917
0.1068
0.3374
0.1203
A large group of police dressed in riot gear walk down a street.
Een grote groep politie in oproerkleding loopt door een straat.
An Army soldier combat training on a football field.
Een legersoldaat gevechtstraining op een voetbalveld.
2
There are no army soldiers, just the police. The police are not in a football field, they're on a street.
Er zijn geen legersoldaten, alleen de politie.
0.3693
0.1166
0.0
0.0986
0.7293
0.1411
A large group of police dressed in riot gear walk down a street.
Een grote groep politie in oproerkleding loopt door een straat.
A large SWAT team wearing riot gear and carrying assault rifles walks down the street towards the angry mob.
Een groot SWAT-team met oproeruitrusting en aanvalsgeweren loopt de straat op naar de boze maffia.
1
Police can be in groups and not be on a SWAT team. Wearing riot gear does not include carrying assault rifles. Police can walk towards a street that has no angry mob.
Politie kan in groepen zitten en niet in een SWAT-team. Draagt oproeruitrusting is niet inclusief het dragen van aanvalsgeweren.
0.3693
0.1166
0.1134
0.0854
0.0589
0.0661
a young girl standing alone in a hallway.
Een jong meisje dat alleen in de gang staat.
The girl is a blood demon.
Het meisje is een bloeddemon.
2
There is no blood demon, just a girl.
Er is geen bloeddemon, alleen een meisje.
0.0001
0.1189
0.8782
0.1193
0.7336
0.1169
a young girl standing alone in a hallway.
Een jong meisje dat alleen in de gang staat.
The girl is waiting for her teacher.
Het meisje wacht op haar leraar.
1
A girl can stand in the hallway and not be waiting for her teacher.
Een meisje kan in de gang staan en niet op haar leraar wachten.
0.0001
0.1188
0.685
0.1366
0.3439
0.1241
a young girl standing alone in a hallway.
Een jong meisje dat alleen in de gang staat.
There is no one else in the hallway.
Er is niemand anders in de gang.
0
if you are alone then there has to be no one else around
Als je alleen bent dan moet er niemand anders zijn.
0.0001
0.1188
0.0
0.1265
0.6851
0.1371
A spotted dog catching a ball on a snowy field.
Een gevlekte hond die een bal ving op een besneeuwd veld.
Dog playing in the field
Hond spelen in het veld
0
catching a ball is a common game for dogs, hence playing
vangen van een bal is een gemeenschappelijk spel voor honden, vandaar spelen
0.0001
0.0813
0.2792
0.1101
0.0637
0.0858
A spotted dog catching a ball on a snowy field.
Een gevlekte hond die een bal ving op een besneeuwd veld.
Dog throws a ball
Hond gooit een bal
2
The dog isn't throwing a ball, it's catching it.
De hond gooit geen bal, hij pakt hem.
0.0001
0.0814
0.0253
0.1034
0.0001
0.1163
A spotted dog catching a ball on a snowy field.
Een gevlekte hond die een bal ving op een besneeuwd veld.
Dog can catch the ball
Hond kan de bal vangen
1
A dog catching a ball on a snowy field not necessarily can catch the ball.
Een hond die een bal vangt op een besneeuwd veld kan niet per se de bal vangen.
0.0001
0.0814
0.6144
0.1075
0.255
0.1115
The sunlight casts long vertical shadows on the back of a young girls' denim jacket.
Het zonlicht werpt lange verticale schaduwen op de achterkant van een jonge meisjes denim jas.
a young girl is swimming in the rain
een jong meisje zwemt in de regen
2
Sunlight casting shadows indicate that there is no rain.
Zonlichte schaduwen geven aan dat er geen regen is.
0.6368
0.1216
0.8328
0.1452
0.5501
0.1351
The sunlight casts long vertical shadows on the back of a young girls' denim jacket.
Het zonlicht werpt lange verticale schaduwen op de achterkant van een jonge meisjes denim jas.
a young girl has shadows on her jean jacket
een jong meisje heeft schaduwen op haar jean jack
1
Just because a jacket is Denim does not mean it is a jean jacket.
Dat een jas Denim is betekent niet dat het een spijkerjack is.
0.6368
0.1216
0.1368
0.1108
0.1334
0.12
The sunlight casts long vertical shadows on the back of a young girls' denim jacket.
Het zonlicht werpt lange verticale schaduwen op de achterkant van een jonge meisjes denim jas.
a young girl has shadows on her jacket
een jong meisje heeft schaduwen op haar jas
0
The young girl is wearing a denim jacket.
Het jonge meisje draagt een spijkerjack.
0.6365
0.1216
0.6066
0.1186
0.1719
0.1382
A person taking a picture of group of other people.
Een persoon die een foto maakt van een groep andere mensen.
A person is taking pictures of other people
Een persoon neemt foto's van andere mensen
1
A person taking pictures of other people are not necessarily in a group.
Een persoon die foto's neemt van andere mensen is niet noodzakelijkerwijs in een groep.
0.3322
0.1091
0.9094
0.1393
0.5699
0.1239
A person taking a picture of group of other people.
Een persoon die een foto maakt van een groep andere mensen.
A person is sleep.
Een persoon slaapt.
2
The person isn't sleeping, he's taking a picture.
Hij slaapt niet, hij neemt een foto.
0.3313
0.1092
0.2579
0.1149
0.1274
0.0972
A person taking a picture of group of other people.
Een persoon die een foto maakt van een groep andere mensen.
A person is taking a picture
Een persoon neemt een foto
0
person taking a picture is the same as person taking a picture
persoon die een foto neemt is dezelfde als persoon die een foto neemt
0.3313
0.1092
0.5388
0.1383
0.0474
0.1008
Thin woman dressed in navy blue pants and light blue thin parka with a top to cover her head, seems to be floating in a kitchen at 1:55 pm, according to the clock on the wall and she has a glass in her left handheld up from the bottom of it
Dun vrouw gekleed in marine blauwe broek en lichtblauw dun parka met een topje om haar hoofd te bedekken, lijkt te drijven in een keuken om 1:55 pm, volgens de klok op de muur en ze heeft een glas in haar linkerhand omhoog vanaf de bodem ervan
a woman looks as if shes floating in a kitchen
een vrouw lijkt alsof ze zweeft in een keuken
0
" Seems to be " is another way of saying " looks as if ".
Lijkt te zijn is een andere manier om te zeggen dat het lijkt alsof...
0.0
0.0321
0.0165
0.1093
0.0
0.0766
Thin woman dressed in navy blue pants and light blue thin parka with a top to cover her head, seems to be floating in a kitchen at 1:55 pm, according to the clock on the wall and she has a glass in her left handheld up from the bottom of it
Dun vrouw gekleed in marine blauwe broek en lichtblauw dun parka met een topje om haar hoofd te bedekken, lijkt te drijven in een keuken om 1:55 pm, volgens de klok op de muur en ze heeft een glas in haar linkerhand omhoog vanaf de bodem ervan
a woman casted a spell to float inside a kitchen
een vrouw heeft een spreuk gebruikt om in een keuken te zweven
1
There is no indication that a she casted a spell.
Er is geen aanwijzing dat ze een spreuk uitsprak.
0.0
0.0321
0.0
0.0677
0.1402
0.1199
Thin woman dressed in navy blue pants and light blue thin parka with a top to cover her head, seems to be floating in a kitchen at 1:55 pm, according to the clock on the wall and she has a glass in her left handheld up from the bottom of it
Dun vrouw gekleed in marine blauwe broek en lichtblauw dun parka met een topje om haar hoofd te bedekken, lijkt te drijven in een keuken om 1:55 pm, volgens de klok op de muur en ze heeft een glas in haar linkerhand omhoog vanaf de bodem ervan
a man sits on the ground and eats cake
een man zit op de grond en eet taart
2
the person is either a woman or a man
de persoon is een vrouw of een man
0.0
0.0321
0.7465
0.1353
0.9831
0.1267
A stern woman passing a man in a town square.
Een strenge vrouw die een man passeert op een stadsplein.
The people are in a war
Het volk is in oorlog.
2
There is no war because a woman is passing a man in a town square.
Er is geen oorlog omdat een vrouw een man passeert op een stadsplein.
0.0001
0.0826
0.936
0.1509
0.1538
0.1151
A stern woman passing a man in a town square.
Een strenge vrouw die een man passeert op een stadsplein.
A woman is stern
Een vrouw is streng.
0
stern woman is written as woman is stern
streng vrouw is geschreven als vrouw is streng
0.0001
0.0826
0.622
0.1019
0.0
0.0592
A stern woman passing a man in a town square.
Een strenge vrouw die een man passeert op een stadsplein.
The people are in a rush
De mensen hebben haast.
1
A stern woman passing a man are not necessarily in a rush.
Een strenge vrouw die een man passeert is niet per se gehaast.
0.0001
0.0826
0.2906
0.1415
0.0
0.0844
a man reads his paper on the bench.
Een man leest zijn krant op de bank.
The homeless man is sitting on the bench looking for a job in the classified ads.
De dakloze zit op de bank op zoek naar een baan in de advertenties.
1
Not all men are homeless. Sitting on a bench does not mean he is looking for a job.
Niet alle mannen zijn dakloos, maar hij is nog niet op zoek naar werk.
0.7793
0.1377
0.2201
0.1112
0.2808
0.1201
a man reads his paper on the bench.
Een man leest zijn krant op de bank.
The man is outside catching up on the latest headlines.
De man is buiten de laatste krantenkoppen aan het inhalen.
0
A man reads his paper on the bench outside catching up on the latest headlines. .
Een man leest zijn krant op de bank buiten inhalen van de nieuwste krantenkoppen.
0.7793
0.1377
0.0
0.0812
0.0001
0.0873
a man reads his paper on the bench.
Een man leest zijn krant op de bank.
The man is spraying water on the growing brush fire near the park bench.
De man spuit water op de groeiende borstelbrand bij de parkbank.
2
the man cannot reads his paper if he is spraying water
de man kan zijn krant niet lezen als hij water spuit
0.7793
0.1377
0.2489
0.1057
0.3423
0.1185
People dishing up their plates at a buffet.
Mensen die hun borden bij een buffet opeten.
a family celebrates a birthday at a buffet
een familie viert een verjaardag op een buffet
1
People dishing up their plates at a buffet not necessarily celebrates a birthday and are not necessarily a family.
Mensen die hun borden op een buffet opeten, vieren niet noodzakelijkerwijs een verjaardag en zijn niet noodzakelijk een familie.
0.0003
0.1063
0.7007
0.1144
0.4456
0.1069
People dishing up their plates at a buffet.
Mensen die hun borden bij een buffet opeten.
people are at a buffet
Mensen zijn bij een buffet
0
Dishing up their plates at a buffet shows are at a buffet.
Hun borden opruimen bij een buffetshow zijn bij een buffet.
0.0003
0.1063
0.2942
0.1249
0.0
0.064
People dishing up their plates at a buffet.
Mensen die hun borden bij een buffet opeten.
people sit down to be served at a fancy restaurant
mensen gaan zitten om geserveerd te worden in een chique restaurant
2
People aren't sitting down, they're dishing up their plates. They can't be in a fancy restaurant because there's a buffet.
Mensen zitten niet te zitten, ze eten hun borden op, ze kunnen niet in een chique restaurant zijn omdat er een buffet is.
0.0003
0.1063
0.3905
0.1086
0.2765
0.0984
A brown dog shakes himself dry.
Een bruine hond schudt zichzelf droog.
A brown dog is taking a nap.
Een bruine hond slaapt.
2
The dog is not taking a nap, it's shaking.
De hond doet geen dutje, hij trilt.
0.573
0.1037
0.1628
0.1197
0.0129
0.0856
A brown dog shakes himself dry.
Een bruine hond schudt zichzelf droog.
A brown dog just got out of the pool.
Een bruine hond is net uit het zwembad.
1
A dog that shakes himself dry not necessarily just got out of the pool.
Een hond die zichzelf droog schudt is niet per se uit het zwembad gekomen.
0.573
0.1037
0.7429
0.12
0.2826
0.1007
A brown dog shakes himself dry.
Een bruine hond schudt zichzelf droog.
A brown dog is drying himself off.
Een bruine hond droogt zichzelf af.
0
Shakes himself dry is a rephrasing of is drying himself off.
Schudden zichzelf droog is een herhaling van droogt zichzelf af.
0.574
0.1038
0.0007
0.0994
0.0
0.058
A man wearing a red shirt sits on a cement bench and reads the paper.
Een man met een rood shirt zit op een cementbank en leest het papier.
A man sits on a bench.
Een man zit op een bank.
0
A cement bench is a type of bench, and a man wearing a red shirt is a type of man.
Een cementbank is een soort bank, en een man met een rood shirt is een soort man.
0.6264
0.1224
0.9355
0.1382
0.2715
0.1065
A man wearing a red shirt sits on a cement bench and reads the paper.
Een man met een rood shirt zit op een cementbank en leest het papier.
A man is sleeping on a park bench.
Een man slaapt op een parkbank.
2
The man is not sleeping, he's sitting. He's not on a park bench because he's on a cement bench.
Hij slaapt niet, hij zit niet op een bankje in het park omdat hij op een cementbank zit.
0.6264
0.1224
0.8765
0.1384
0.2727
0.113
A man wearing a red shirt sits on a cement bench and reads the paper.
Een man met een rood shirt zit op een cementbank en leest het papier.
A man sits on a bench in the park and reads the paper.
Een man zit op een bankje in het park en leest de krant.
1
A man sitting on a bench reading the paper is not necessarily in the park.
Een man die op een bank zit en de krant leest is niet per se in het park.
0.6265
0.1224
0.978
0.152
0.1662
0.1169
A bearded man reads while sitting on a wall in a park.
Een bebaarde man leest terwijl hij op een muur zit in een park.
The man reads outdoors.
De man leest buiten.
0
Park is outdoors area
Park is buiten gebied
0.2768
0.1222
0.0007
0.1265
0.0
0.1292
A bearded man reads while sitting on a wall in a park.
Een bebaarde man leest terwijl hij op een muur zit in een park.
The man is reading the paper while he waits.
De man leest de krant terwijl hij wacht.
1
Not all reading is reading the paper. Although he is sitting, it does not mean he waits.
Niet alle lezingen zijn het lezen van de krant. Hoewel hij zit, betekent het niet dat hij wacht.
0.2772
0.1222
0.7433
0.1347
0.0913
0.0979
A bearded man reads while sitting on a wall in a park.
Een bebaarde man leest terwijl hij op een muur zit in een park.
The man types up pages of his manuscript.
De man typt pagina's van zijn manuscript.
2
the man cannot reads and types pages simultaneously
de man kan geen pagina's tegelijk lezen en typen
0.2772
0.1222
0.281
0.1155
0.6222
0.1154
An old man sits outside reading a newspaper.
Een oude man zit buiten een krant te lezen.
a young lady reads a harry potter book
een jonge dame leest een Harry Potter boek
2
an old man cannot be a young lady. if one is reading the newspaper they are not reading harry potter
Een oude man kan geen jongedame zijn. Als men de krant leest lezen ze geen Harry Potter
0.5856
0.1306
0.8306
0.1419
0.1596
0.0914
An old man sits outside reading a newspaper.
Een oude man zit buiten een krant te lezen.
an older gentleman is reading about his investments
een oudere heer leest over zijn investeringen
1
Reading a newspaper does not mean it is about his investments.
Een krant lezen betekent niet dat het om zijn investeringen gaat.
0.5854
0.1305
0.319
0.1224
0.3663
0.1221
An old man sits outside reading a newspaper.
Een oude man zit buiten een krant te lezen.
an elderly man reads the paper
een oudere man leest de krant
0
An old an elderly man sits outside reading a newspaper.
Een oude oudere man zit buiten een krant te lezen.
0.5841
0.1307
0.67
0.138
0.2731
0.1017
An old man with a white beard is reading.
Een oude man met een witte baard leest.
The old man has a black beard.
De oude man heeft een zwarte baard.
2
one man has a white beard while the other has a black beard
Een man heeft een witte baard terwijl de ander een zwarte baard heeft.
0.5477
0.1139
0.8377
0.1134
0.7952
0.1269
An old man with a white beard is reading.
Een oude man met een witte baard leest.
The old man is reading the Bible.
De oude man leest de Bijbel.
1
An old man with a white beard reading is not necessarily reading the Bible.
Een oude man met een witte baard leest niet noodzakelijkerwijs de Bijbel.
0.5477
0.114
0.8327
0.1363
0.3652
0.1252
An old man with a white beard is reading.
Een oude man met een witte baard leest.
There is a man reading.
Er leest een man.
0
An old man is a type of man, and is reading is rephrasing of reading.
Een oude man is een soort man, en is aan het lezen is het herschrijven van lezen.
0.5467
0.1139
0.1569
0.1121
0.0
0.0757
Two children get into a van.
Twee kinderen stappen in een busje.
Two kids enter a vehicle.
Twee kinderen stappen in een voertuig.
0
The kids enter a vehicle because they get into a van.
De kinderen stappen in een voertuig omdat ze in een busje stappen.
0.5864
0.1383
0.4143
0.1262
0.0002
0.0999
Two children get into a van.
Twee kinderen stappen in een busje.
The children are going to an after school program
De kinderen gaan naar een naschools programma
1
Children getting into a van are not assumed to be going to an after school program.
Kinderen die in een busje stappen worden niet verondersteld naar een naschools programma te gaan.
0.5864
0.1383
0.8211
0.1425
0.2786
0.1336
Two children get into a van.
Twee kinderen stappen in een busje.
The class was sitting in school taking a test.
De klas zat op school een test te doen.
2
the class can not be sitting if two children get into a van in sentence one
de klas kan niet zitten als twee kinderen in een busje stappen in zin één
0.5865
0.1382
0.3167
0.1071
0.0
0.0981
Two children getting into a van while one child waits for them.
Twee kinderen die in een busje stappen terwijl één kind op hen wacht.
The children are all siblings.
De kinderen zijn broers en zussen.
1
Two children getting into a van while one child waits are not necessarily all siblings.
Twee kinderen die in een busje stappen terwijl één kind wacht zijn niet noodzakelijkerwijs allemaal broers en zussen.
0.3149
0.1221
0.9474
0.1231
0.4458
0.1321
Two children getting into a van while one child waits for them.
Twee kinderen die in een busje stappen terwijl één kind op hen wacht.
The children are all sitting on a bench.
De kinderen zitten allemaal op een bank.
2
one groups is getting into a van while the other group is sitting on a bench
Eén groep stapt in een busje terwijl de andere groep op een bank zit.
0.3153
0.1221
0.8804
0.1318
0.5039
0.1208
Two children getting into a van while one child waits for them.
Twee kinderen die in een busje stappen terwijl één kind op hen wacht.
The waiting child is smiling.
Het wachtende kind lacht.
0
Waiting child is a rephrasing of one child waits.
Wachtend kind is een herformulering van een kind wacht.
0.3145
0.1222
0.6719
0.1137
0.0
0.0903
Adults look at an artistic image in a museum.
Volwassenen kijken naar een artistiek beeld in een museum.
The adults are jumping off a cliff.
De volwassenen springen van een klif.
2
one group looks at an image in a museum while the other is jumping off a cliff
een groep kijkt naar een afbeelding in een museum terwijl de andere van een klif springt
0.743
0.14
0.1567
0.1135
0.4429
0.1245
Adults look at an artistic image in a museum.
Volwassenen kijken naar een artistiek beeld in een museum.
Adults look at a painting.
Volwassenen kijken naar een schilderij.
0
Painting is a type of artistic image.
Schilderen is een soort artistiek beeld.
0.7422
0.1401
0.5802
0.1361
0.3847
0.1184
Adults look at an artistic image in a museum.
Volwassenen kijken naar een artistiek beeld in een museum.
The adults look at the Mona Lisa painting.
De volwassenen kijken naar het Mona Lisa schilderij.
1
Adults looking at an artistic image in a museum are not necessarily looking at the Mona Lisa painting.
Volwassenen die kijken naar een artistiek beeld in een museum kijken niet noodzakelijkerwijs naar het schilderij Mona Lisa.
0.7422
0.14
0.6457
0.1228
0.739
0.1402
Two little boys climbing into the gray van and the third little boy secure in his car set.
Twee kleine jongens klimmen in het grijze busje en het derde jongetje veilig in zijn auto set.
Three boys are running in a yard.
Drie jongens rennen in een tuin.
2
one is about two boys climbing while the other is about three boys running
de ene gaat over twee jongens klimmen terwijl de andere ongeveer drie jongens rennen
0.3823
0.0871
0.158
0.1286
0.0
0.0691
Two little boys climbing into the gray van and the third little boy secure in his car set.
Twee kleine jongens klimmen in het grijze busje en het derde jongetje veilig in zijn auto set.
The boys are on their way to school.
De jongens gaan naar school.
1
Three boys in a van are not necessarily on their way to school.
Drie jongens in een busje zijn niet per se op weg naar school.
0.3823
0.0871
0.8452
0.1524
0.6743
0.1488
Two little boys climbing into the gray van and the third little boy secure in his car set.
Twee kleine jongens klimmen in het grijze busje en het derde jongetje veilig in zijn auto set.
The mother is driving the van.
De moeder bestuurt de bus.
1
People other than the mother can drive a van.
Mensen buiten de moeder kunnen in een busje rijden.
0.3823
0.0871
0.8973
0.1275
0.0034
0.1136
Two little boys climbing into the gray van and the third little boy secure in his car set.
Twee kleine jongens klimmen in het grijze busje en het derde jongetje veilig in zijn auto set.
Two little boys are racing to get a certain seat in the van.
Twee kleine jongens rennen om een bepaalde plaats in het busje te krijgen.
1
Just because two boys are climbing into a van does not mean they are racing to get a certain seat.
Omdat twee jongens in een busje klimmen betekent niet dat ze racen om een bepaalde plaats te krijgen.
0.3823
0.0871
0.0001
0.1019
0.0044
0.1058
Two little boys climbing into the gray van and the third little boy secure in his car set.
Twee kleine jongens klimmen in het grijze busje en het derde jongetje veilig in zijn auto set.
The boys are sitting on the couch.
De jongens zitten op de bank.
2
one group is climbing while the other is sitting
Eén groep klimt terwijl de andere zit.
0.3823
0.0871
0.8159
0.1268
0.2926
0.1102
Two little boys climbing into the gray van and the third little boy secure in his car set.
Twee kleine jongens klimmen in het grijze busje en het derde jongetje veilig in zijn auto set.
The boys are getting into the car.
De jongens stappen in de auto.
0
Little boys are type of boys, and boys climbing into the gray van shows that boys are getting into the car.
Kleine jongens zijn type jongens, en jongens klimmen in het grijze busje toont dat jongens in de auto stappen.
0.3818
0.0871
0.3369
0.1328
0.0
0.0647
Two little boys climbing into the gray van and the third little boy secure in his car set.
Twee kleine jongens klimmen in het grijze busje en het derde jongetje veilig in zijn auto set.
Three boys are with a gray van.
Drie jongens zijn met een grijs busje.
0
Two little boys and the third little boy are three boys, and climbing into the gray van is a rephrasing of are with a gray van.
Twee kleine jongens en de derde kleine jongen zijn drie jongens, en klimmen in het grijze busje is een herhaling van zijn met een grijze busje.
0.3818
0.0871
0.5727
0.1065
0.0
0.0584
Two little boys climbing into the gray van and the third little boy secure in his car set.
Twee kleine jongens klimmen in het grijze busje en het derde jongetje veilig in zijn auto set.
Three boys are sitting in a sports car.
Drie jongens zitten in een sportwagen.
2
one is about a gray van while the other is about a sports car
één gaat over een grijs busje terwijl de andere over een sportwagen gaat
0.3818
0.0871
0.9376
0.1344
0.6993
0.1117
Two little boys climbing into the gray van and the third little boy secure in his car set.
Twee kleine jongens klimmen in het grijze busje en het derde jongetje veilig in zijn auto set.
Children are getting into a vehicle.
Kinderen stappen in een voertuig.
0
Two little boys and the third little boy are children, and climbing into the gray van shows are getting into a vehicle.
Twee kleine jongens en de derde kleine jongen zijn kinderen, en klimmen in de grijze bus shows krijgen in een voertuig.
0.382
0.0871
0.3046
0.1283
0.0
0.0622
Two little boys climbing into the gray van and the third little boy secure in his car set.
Twee kleine jongens klimmen in het grijze busje en het derde jongetje veilig in zijn auto set.
Children are getting in the car.
Kinderen stappen in de auto.
0
Two little boys and the third little boy are children, and climbing into the gray van means are getting in the car.
Twee kleine jongens en de derde kleine jongen zijn kinderen, en klimmen in het grijze busje betekent dat ze in de auto stappen.
0.382
0.0871
0.2634
0.1234
0.2121
0.0896
Two little boys climbing into the gray van and the third little boy secure in his car set.
Twee kleine jongens klimmen in het grijze busje en het derde jongetje veilig in zijn auto set.
There will be at least three boys in the car.
Er zullen minstens drie jongens in de auto zitten.
0
the boys are little
De jongens zijn klein.
0.382
0.0871
0.9446
0.1378
0.7589
0.1138
Two little boys climbing into the gray van and the third little boy secure in his car set.
Twee kleine jongens klimmen in het grijze busje en het derde jongetje veilig in zijn auto set.
Kids get ready for a road trip.
Kinderen maken zich klaar voor een roadtrip.
1
Kids can go for a ride without going on a road trip.
Kinderen kunnen een ritje maken zonder een roadtrip te maken.
0.382
0.0871
0.7549
0.126
0.2418
0.1088
Two little boys climbing into the gray van and the third little boy secure in his car set.
Twee kleine jongens klimmen in het grijze busje en het derde jongetje veilig in zijn auto set.
Kids play games in a parking lot.
Kinderen spelen spelletjes op een parkeerplaats.
2
one group is climbing into a van while the other is playing games
een groep klimt in een busje terwijl de andere spelletjes speelt
0.3823
0.0871
0.7415
0.134
0.2513
0.1128