premise_en
stringlengths
7
402
premise_nl
stringlengths
8
417
hypothesis_en
stringlengths
0
295
hypothesis_nl
stringlengths
1
308
label
int32
0
2
explanation_1_en
stringlengths
0
917
explanation_1_nl
stringlengths
3
766
explanation_2_en
stringclasses
1 value
explanation_2_nl
stringclasses
1 value
explanation_3_en
stringclasses
1 value
explanation_3_nl
stringclasses
1 value
da_premise
stringlengths
3
6
mqm_premise
stringlengths
3
7
da_hypothesis
stringlengths
3
6
mqm_hypothesis
stringlengths
3
6
da_explanation_1
stringlengths
3
6
mqm_explanation_1
stringlengths
3
7
da_explanation_2
stringclasses
1 value
mqm_explanation_2
stringclasses
1 value
da_explanation_3
stringclasses
1 value
mqm_explanation_3
stringclasses
1 value
A little girl smiling in a colorful knitted hat.
Een klein meisje glimlacht in een kleurrijke gebreide hoed.
The little girl is happy
Het meisje is gelukkig.
0
The little girl is presumed to be happy because she is smiling in sentence one.
Het kleine meisje wordt verondersteld gelukkig te zijn omdat ze glimlacht in zin één.
0.6187
0.1339
0.9884
0.1325
0.1005
0.1055
Little girl wearing a colorful hat while propped up on a cushion.
Een klein meisje met een kleurrijke hoed op een kussen.
A little girl runs through the living room laughing
Een klein meisje rent door de woonkamer lachen
2
A girl who is propped up on a cushion does not run through the living room.
Een meisje dat op een kussen zit loopt niet door de woonkamer.
0.2586
0.1163
0.5397
0.1087
0.2794
0.1137
Little girl wearing a colorful hat while propped up on a cushion.
Een klein meisje met een kleurrijke hoed op een kussen.
A little girl is inside.
Er is een klein meisje binnen.
0
Cushions are usually found inside
Kussens worden meestal gevonden binnen
0.2581
0.1163
0.7388
0.126
0.0
0.1021
Little girl wearing a colorful hat while propped up on a cushion.
Een klein meisje met een kleurrijke hoed op een kussen.
A child sits for her first birthday photos
Een kind zit voor haar eerste verjaardag foto's
1
Doesn't say that it is her birthday.
Zegt niet dat het haar verjaardag is.
0.2578
0.1163
0.0
0.0682
0.731
0.1165
Little girl wearing a colorful hat while propped up on a cushion.
Een klein meisje met een kleurrijke hoed op een kussen.
A little girl wears a colorful hat.
Een klein meisje draagt een kleurrijke hoed.
0
Both sentences are extremely similar. Little girl is the same as "a little girl"
Beide zinnen lijken erg op elkaar.
0.2581
0.1163
0.8534
0.1425
0.3194
0.1314
Little girl wearing a colorful hat while propped up on a cushion.
Een klein meisje met een kleurrijke hoed op een kussen.
A girl in a hat
Een meisje met een hoed
0
"hat" falls under the umbrella of " colorful hat "
"Hoe" valt onder de paraplu van "kleurrijke hoed "
0.2582
0.1163
0.5428
0.1339
0.0001
0.0866
Little girl wearing a colorful hat while propped up on a cushion.
Een klein meisje met een kleurrijke hoed op een kussen.
A baby is crying.
Een baby huilt.
2
A little girl does not have to be a baby. A baby does not have to be a little girl.
Een klein meisje hoeft geen baby te zijn.
0.2576
0.1164
0.9388
0.1458
0.7933
0.1407
Little girl wearing a colorful hat while propped up on a cushion.
Een klein meisje met een kleurrijke hoed op een kussen.
A girl wearing a hat smiles with some people.
Een meisje met een hoed glimlacht met sommige mensen.
1
Doesn't say that she smiles.
Zegt niet dat ze lacht.
0.2586
0.1163
0.6264
0.1058
0.4224
0.0974
Little girl wearing a colorful hat while propped up on a cushion.
Een klein meisje met een kleurrijke hoed op een kussen.
A girl rides a horse in a field.
Een meisje rijdt paard in een veld.
2
A girl does not have to be little. If a girl is propped up on a cushion she can not rides a horse.
Een meisje hoeft niet klein te zijn. Als een meisje op een kussen zit kan ze niet paardrijden.
0.2581
0.1163
0.9123
0.128
0.2232
0.0992
Little girl wearing a colorful hat while propped up on a cushion.
Een klein meisje met een kleurrijke hoed op een kussen.
A girl is wearing a hat.
Een meisje draagt een hoed.
0
"hat" falls under the umbrella of colorful hat
"Hoe" valt onder de paraplu van kleurrijke hoed
0.2581
0.1163
0.9352
0.1538
0.0094
0.0933
Little girl wearing a colorful hat while propped up on a cushion.
Een klein meisje met een kleurrijke hoed op een kussen.
A little girl is wearing a colorful hat, the same one that her father used to wear.
Een klein meisje draagt een kleurrijke hoed, dezelfde die haar vader droeg.
1
We don't know anything about her father.
We weten niets over haar vader.
0.2582
0.1163
0.646
0.1328
0.9509
0.1416
Little girl wearing a colorful hat while propped up on a cushion.
Een klein meisje met een kleurrijke hoed op een kussen.
A girl has something on her head.
Een meisje heeft iets op haar hoofd.
0
wearing a colorful hat implies that there is something (the hat) on her head
het dragen van een kleurrijke hoed impliceert dat er iets (de hoed) op haar hoofd
0.2584
0.1163
0.7558
0.1352
0.3182
0.1161
Little girl wearing a colorful hat while propped up on a cushion.
Een klein meisje met een kleurrijke hoed op een kussen.
A girl is posing for a family portrait.
Een meisje poseert voor een familieportret.
1
Doesn't say that it is for a portrait.
Zegt niet dat het voor een portret is.
0.2575
0.1164
0.8496
0.1202
0.1768
0.0886
Little girl wearing a colorful hat while propped up on a cushion.
Een klein meisje met een kleurrijke hoed op een kussen.
A child is posing on a pillow in a pretty hat.
Een kind poseerde op een kussen met een mooie hoed.
1
Doesn't say that the hat is pretty.
Zegt niet dat de hoed mooi is.
0.2583
0.1163
0.6532
0.1293
0.3634
0.1029
Little girl wearing a colorful hat while propped up on a cushion.
Een klein meisje met een kleurrijke hoed op een kussen.
A little girl is lying down, as she is very sick.
Een klein meisje ligt, want ze is erg ziek.
2
Propped up means the girl is not lying down.
Dat betekent dat het meisje niet gaat liggen.
0.2578
0.1163
0.6647
0.1163
0.0
0.1026
Little girl wearing a colorful hat while propped up on a cushion.
Een klein meisje met een kleurrijke hoed op een kussen.
A boy is running in a field.
Een jongen rent in een veld.
2
A girl is not a boy. Propped up means not running.
Een meisje is geen jongen.
0.2581
0.1163
0.6175
0.1318
0.0002
0.1097
A little girl with a knit hat laying on a pillow propping her head up with her hands.
Een klein meisje met een gebreide hoed op een kussen dat haar hoofd met haar handen vastzet.
A child is laying down.
Er ligt een kind.
0
The little girl is a child that is laying, so the child is laying down.
Het kleine meisje is een kind dat ligt, dus het kind ligt.
0.1132
0.0866
0.1608
0.1006
0.0
0.0934
A little girl with a knit hat laying on a pillow propping her head up with her hands.
Een klein meisje met een gebreide hoed op een kussen dat haar hoofd met haar handen vastzet.
A boy is playing with his friends
Een jongen speelt met zijn vrienden.
2
A boy is not a little girl.
Een jongen is geen klein meisje.
0.1132
0.0866
0.974
0.1301
0.7342
0.1271
A little girl with a knit hat laying on a pillow propping her head up with her hands.
Een klein meisje met een gebreide hoed op een kussen dat haar hoofd met haar handen vastzet.
A girl is trying to take a nap.
Een meisje probeert te slapen.
1
The little girl is not trying to take a nap if she is laying on a pillow with a knit hat and propping her head up with her hands.
Het kleine meisje probeert geen dutje te doen als ze op een kussen ligt met een gebreide hoed en haar hoofd omhoog steekt met haar handen.
0.1133
0.0866
0.3008
0.1205
0.3511
0.0974
A little girl in a pink, blue, orange and green hat with her hands on her face posing for the camera.
Een klein meisje met een roze, blauwe, oranje en groene hoed met haar handen op haar gezicht poseren voor de camera.
A little girl poses for a picture her mom is taking.
Een meisje poseert voor een foto die haar moeder neemt.
1
Doesn't say anything about her mom.
Zegt niets over haar moeder.
0.7273
0.1183
0.6864
0.1195
0.7847
0.1211
A little girl in a pink, blue, orange and green hat with her hands on her face posing for the camera.
Een klein meisje met een roze, blauwe, oranje en groene hoed met haar handen op haar gezicht poseren voor de camera.
A little girl chases an ice cream truck.
Een klein meisje achtervolgt een ijscowagen.
2
The little girl posing for the camera cannot be the same one that chases an ice cream truck.
Het meisje dat poseert voor de camera kan niet dezelfde zijn die achter een ijscowagen aanzit.
0.7274
0.1184
0.001
0.0949
0.2124
0.1122
A little girl in a pink, blue, orange and green hat with her hands on her face posing for the camera.
Een klein meisje met een roze, blauwe, oranje en groene hoed met haar handen op haar gezicht poseren voor de camera.
A little girl poses for the camera.
Een meisje poseert voor de camera.
0
hands on her face posing for the camera is simply a reworded and more detailed description of poses for the camera.
handen op haar gezicht poseren voor de camera is gewoon een herformulering en meer gedetailleerde beschrijving van poses voor de camera.
0.7274
0.1184
0.9723
0.1477
0.2456
0.0958
Several people are moving away from a brightly colored tower.
Verschillende mensen bewegen zich weg van een fel gekleurde toren.
There is a group of people near a tower.
Er is een groep mensen bij een toren.
0
several people implies a group of people
meerdere mensen impliceert een groep mensen
0.6457
0.1259
0.655
0.1375
0.0004
0.0939
Several people are moving away from a brightly colored tower.
Verschillende mensen bewegen zich weg van een fel gekleurde toren.
The people are inside a house.
De mensen zijn in een huis.
2
The people moving away from a tower cannot be the same people inside the house.
De mensen die weggaan van een toren kunnen niet dezelfde mensen in het huis zijn.
0.6454
0.1259
0.2379
0.1237
0.3125
0.1064
Several people are moving away from a brightly colored tower.
Verschillende mensen bewegen zich weg van een fel gekleurde toren.
The people were just at the tower.
De mensen waren net bij de toren.
1
The fact that several people are moving away from a brightly colored tower does not imply that they were just at the tower.
Het feit dat verschillende mensen weggaan van een felgekleurde toren betekent niet dat ze net bij de toren waren.
0.6451
0.1259
0.7909
0.1343
0.327
0.1082
Three young men wearing hooded sweatshirts are posing for a photo.
Drie jonge mannen met capuchon sweatshirts poseren voor een foto.
The men are eating pie.
De mannen eten taart.
2
Men are either eating pie or posing for a photo.
Mannen eten taart of poseren voor een foto.
0.6839
0.1304
0.574
0.12
0.4516
0.1078
Three young men wearing hooded sweatshirts are posing for a photo.
Drie jonge mannen met capuchon sweatshirts poseren voor een foto.
Three men have clothes on.
Drie mannen hebben kleren aan.
0
Wearing hooded sweatshirts implies have clothes on.
Het dragen van capuchon sweatshirts impliceert dat je kleren aan hebt.
0.6842
0.1303
0.7073
0.1149
0.1642
0.1082
Three young men wearing hooded sweatshirts are posing for a photo.
Drie jonge mannen met capuchon sweatshirts poseren voor een foto.
The men are standing up.
De mannen staan op.
1
We have no idea if they are standing up or not, they could be sitting down to pose.
We hebben geen idee of ze opstaan of niet, ze kunnen zitten om te poseren.
0.6838
0.1303
0.5884
0.1309
0.509
0.1065
Asian Child in fancy hat posing for picture
Aziatisch kind in chique hoed poseren voor foto
the child is asian
het kind is Aziatisch
0
Asian Child implies that the child is asian
Aziatisch kind impliceert dat het kind is aziatisch
0.3015
0.1247
0.9415
0.1369
0.596
0.1129
Asian Child in fancy hat posing for picture
Aziatisch kind in chique hoed poseren voor foto
the hat is large
de hoed is groot
1
Not all hats are large.
Niet alle hoeden zijn groot.
0.3004
0.1247
0.01
0.0935
0.3578
0.0908
Asian Child in fancy hat posing for picture
Aziatisch kind in chique hoed poseren voor foto
the child is mexican
het kind is Mexicaans
2
An Asian is different from a Mexican.
Een Aziatische is anders dan een Mexicaan.
0.3023
0.1247
0.7064
0.1437
0.7034
0.1452
A man looking at the scenery through binoculars.
Een man die door een verrekijker naar het landschap kijkt.
A man is using a tool to improve his view.
Een man gebruikt een instrument om zijn zicht te verbeteren
0
looking through binoculars implies that he is using a tool to improve his view
door een verrekijker kijken impliceert dat hij een hulpmiddel gebruikt om zijn zicht te verbeteren
0.5506
0.1312
0.7695
0.129
0.441
0.1234
A man looking at the scenery through binoculars.
Een man die door een verrekijker naar het landschap kijkt.
The man does not like the scenery he is viewing.
De man houdt niet van het landschap dat hij bekijkt.
1
The man doesn't necessarily not like the scenery.
De man houdt niet noodzakelijk niet van het landschap.
0.5494
0.1311
0.4239
0.1141
0.2406
0.1043
A man looking at the scenery through binoculars.
Een man die door een verrekijker naar het landschap kijkt.
The man is reading a book.
De man leest een boek.
2
The man looking through binoculars cannot be the same people reading a book.
De man die door een verrekijker kijkt kan niet dezelfde mensen zijn die een boek lezen.
0.5494
0.1311
0.8636
0.1347
0.1509
0.1056
A man photographs out off of the frozen land.
Een man fotografeert van het bevroren land.
The man is wearing a coat.
De man draagt een jas.
1
Not everyone out on the frozen land is wearing a coat.
Niet iedereen op het bevroren land draagt een jas.
0.4786
0.1065
0.739
0.127
0.5114
0.1367
A man photographs out off of the frozen land.
Een man fotografeert van het bevroren land.
The man is drinking coffee.
De man drinkt koffie.
2
The man that photographs out off of the frozen land is not the same man drinking coffee.
De man die van het bevroren land fotografeert is niet dezelfde man die koffie drinkt.
0.4786
0.1065
0.9506
0.1359
0.2643
0.1092
A man photographs out off of the frozen land.
Een man fotografeert van het bevroren land.
The man has a camera.
De man heeft een camera.
0
A man photograhs must mean he has a camera.
Een fotograaf betekent dat hij een camera heeft.
0.4787
0.1064
0.9699
0.1346
0.3453
0.1041
A guy is standing on an ice patch by the sea, looking through a telescope at sunset.
Een man staat op een ijsvlakte aan zee, kijkend door een telescoop bij zonsondergang.
a woman pilots a submarine on land
Een vrouw bestuurt een onderzeeër aan land.
2
A guy is not a woman.
Een man is geen vrouw.
0.7903
0.1411
0.5736
0.1194
0.9284
0.1264
A guy is standing on an ice patch by the sea, looking through a telescope at sunset.
Een man staat op een ijsvlakte aan zee, kijkend door een telescoop bij zonsondergang.
a man looks through a telescope by the sea
een man kijkt door een telescoop aan zee
0
A guy is a man.
Een man is een man.
0.7899
0.1411
0.6812
0.1536
0.7221
0.1303
A guy is standing on an ice patch by the sea, looking through a telescope at sunset.
Een man staat op een ijsvlakte aan zee, kijkend door een telescoop bij zonsondergang.
a man near the sea looks through a telescope
een man bij de zee kijkt door een telescoop
1
The man isn't necessarily near the sea.
De man is niet noodzakelijk in de buurt van de zee.
0.7903
0.1411
0.3268
0.1517
0.3832
0.1138
There are many people walking at Times Square in New York near a building with a Lion King poster in the window.
Er lopen veel mensen op Times Square in New York in de buurt van een gebouw met een Leeuwenkoning poster in het raam.
People are walking in New York.
Mensen lopen in New York.
0
People walking at Times Square must mean that they are walking in New York.
Mensen lopen op Times Square moet betekenen dat ze lopen in New York.
0.3529
0.1225
0.0004
0.134
0.2772
0.1282
There are many people walking at Times Square in New York near a building with a Lion King poster in the window.
Er lopen veel mensen op Times Square in New York in de buurt van een gebouw met een Leeuwenkoning poster in het raam.
There are many people walking at Times Square.
Er lopen veel mensen op Times Square.
0
People walking at Times Square must mean that they are walking in New York.
Mensen lopen op Times Square moet betekenen dat ze lopen in New York.
0.3534
0.1224
0.8631
0.1549
0.2768
0.1282
There are many people walking at Times Square in New York near a building with a Lion King poster in the window.
Er lopen veel mensen op Times Square in New York in de buurt van een gebouw met een Leeuwenkoning poster in het raam.
People are walking next to a building that has a Cinderella poster in the window.
Mensen lopen naast een gebouw met een Assepoesterposter in het raam.
2
The Lion King poster is different from the Cinderella poster.
De Leeuwenkoning poster is anders dan de Assepoester poster.
0.3542
0.1223
0.2857
0.1121
0.2834
0.1056
There are many people walking at Times Square in New York near a building with a Lion King poster in the window.
Er lopen veel mensen op Times Square in New York in de buurt van een gebouw met een Leeuwenkoning poster in het raam.
There are many people sitting at Times Square
Er zitten veel mensen op Times Square.
2
People cannot be walking and sitting the same time.
Mensen kunnen niet tegelijkertijd lopen en zitten.
0.3527
0.1224
0.9648
0.1623
0.7062
0.1441
There are many people walking at Times Square in New York near a building with a Lion King poster in the window.
Er lopen veel mensen op Times Square in New York in de buurt van een gebouw met een Leeuwenkoning poster in het raam.
People are walking next to the building where the Lion King is being performed.
Mensen lopen naast het gebouw waar de Leeuwenkoning wordt uitgevoerd.
1
They aren't necessarily walking next to the building.
Ze lopen niet noodzakelijk naast het gebouw.
0.3527
0.1224
0.0
0.0858
0.3097
0.1088
There are many people walking at Times Square in New York near a building with a Lion King poster in the window.
Er lopen veel mensen op Times Square in New York in de buurt van een gebouw met een Leeuwenkoning poster in het raam.
There are many people happily walking at Times Square
Er zijn veel mensen gelukkig lopen op Times Square
1
They aren't necessarily happily walking.
Ze lopen niet per se gelukkig.
0.3527
0.1224
0.0699
0.1183
0.0053
0.1098
Photographer taking pictures of sunset.
Fotograaf maakt foto's van zonsondergang.
Woman photographer taking pictures of sunset.
Vrouw fotograaf die foto's maakt van zonsondergang.
1
Not all photographers are a woman.
Niet alle fotografen zijn vrouw.
0.7685
0.1265
0.6074
0.0991
0.6521
0.0976
Photographer taking pictures of sunset.
Fotograaf maakt foto's van zonsondergang.
Photographer taking pictures of of a birthday party.
Fotograaf maakt foto's van een verjaardagsfeest.
2
Pictures of sunset is different from pictures of a birthday party.
Foto's van zonsondergang is anders dan foto's van een verjaardagsfeest.
0.7685
0.1265
0.702
0.1108
0.7205
0.1166
Photographer taking pictures of sunset.
Fotograaf maakt foto's van zonsondergang.
Photographer taking pictures.
Fotograaf maakt foto's.
0
A photographer taking pictures of a sunset must mean that they are taking pictures.
Een fotograaf die foto's neemt van een zonsondergang moet betekenen dat ze foto's nemen
0.768
0.1265
0.4357
0.1239
0.1251
0.0922
A girl in a black shirt is looking to the side while sitting on a wooden bench.
Een meisje in een zwart shirt kijkt naar de zijkant terwijl ze op een houten bank zit.
A girl in a red shirt is eating some ice cream.
Een meisje in een rood shirt eet wat ijs.
2
A black shirt is different from a red shirt.
Een zwart hemd is anders dan een rood hemd.
0.3192
0.1046
0.4317
0.124
0.6518
0.1311
A girl in a black shirt is looking to the side while sitting on a wooden bench.
Een meisje in een zwart shirt kijkt naar de zijkant terwijl ze op een houten bank zit.
A girl in a black shirt and blue jeans is sitting on a wooden bench.
Een meisje in een zwart shirt en blauwe jeans zit op een houten bank.
1
Not everyone wears blue jeans with a black shirt.
Niet iedereen draagt een blauwe jeans met een zwart shirt.
0.3191
0.1046
0.8227
0.1353
0.8939
0.1209
A girl in a black shirt is looking to the side while sitting on a wooden bench.
Een meisje in een zwart shirt kijkt naar de zijkant terwijl ze op een houten bank zit.
A person is sitting on a bench.
Een persoon zit op een bank.
0
A girl is a person.
Een meisje is een mens.
0.3193
0.1046
0.8378
0.1413
0.9685
0.1435
A young girl playing on a log swing.
Een jong meisje dat op een blokschommel speelt.
a girl swings on a rotten log swing
een meisje zwaait op een rotte log swing
1
The log swing may or may not be rotten, but most likely not or else she wouldn't be swinging on it.
De log swing kan wel of niet rot zijn, maar waarschijnlijk niet of anders zou ze er niet op swingen.
0.3749
0.1052
0.0
0.059
0.0
0.0576
A young girl playing on a log swing.
Een jong meisje dat op een blokschommel speelt.
a girl swinging
een meisje zwaait
0
The girl is playing on a log swing, so she is swinging.
Het meisje speelt op een log swing, dus ze zwaait.
0.3757
0.1052
0.0003
0.1172
0.0
0.0792
A young girl playing on a log swing.
Een jong meisje dat op een blokschommel speelt.
a man falls off a swing
een man valt van een schommel
2
An young is not a man. They still can't be playing if they fall off the swing.
Een jongen is geen man, ze kunnen niet spelen als ze van de schommel vallen.
0.3758
0.1052
0.2957
0.1327
0.2388
0.1015
A girl sitting on a bench amongst the grass
Een meisje zit op een bankje tussen het gras
A girl is having a picnic
Een meisje is aan het picknicken
2
A girl cannot be sitting on a bench and having a picnic at the same time
Een meisje kan niet op een bankje zitten en tegelijkertijd picknicken.
0.8894
0.1486
0.0
0.1574
0.2572
0.1294
A girl sitting on a bench amongst the grass
Een meisje zit op een bankje tussen het gras
A girl is sitting on a bench outside
Een meisje zit buiten op een bank.
0
A gitl amongst the grass must mean that she is outside.
Een gitl tussen het gras moet betekenen dat ze buiten is.
0.8898
0.1484
0.7496
0.1415
0.0
0.0966
A girl sitting on a bench amongst the grass
Een meisje zit op een bankje tussen het gras
A girl is waiting for a bus
Een meisje wacht op een bus.
1
She isn't necessarily waiting for a bus.
Ze wacht niet per se op een bus.
0.8899
0.1485
0.7918
0.1374
0.2879
0.1251
A woman sitting on a bench in a park on a cloudy day
Een vrouw zit op een bankje in een park op een bewolkte dag
The woman is dancing in the streets.
De vrouw danst op straat.
2
A person cannot be sitting in a park and dancing in the streets at the same time
Een persoon kan niet tegelijkertijd in een park zitten en dansen op straat
0.8146
0.1668
0.7506
0.1367
0.2959
0.142
A woman sitting on a bench in a park on a cloudy day
Een vrouw zit op een bankje in een park op een bewolkte dag
The woman is waiting for a friend.
De vrouw wacht op een vriend.
1
She isn't necessarily waiting for a friend.
Ze wacht niet per se op een vriend.
0.815
0.1667
0.649
0.1201
0.3413
0.1285
A woman sitting on a bench in a park on a cloudy day
Een vrouw zit op een bankje in een park op een bewolkte dag
There is a woman on a bench outside.
Er staat een vrouw op een bank buiten.
0
A woman in a park must mean that she is outside.
Een vrouw in een park moet betekenen dat ze buiten is.
0.814
0.1668
0.5818
0.132
0.2881
0.1067
A woman holding a girl's wrist walking down the street.
Een vrouw met de pols van een meisje die over straat loopt.
Some people walking down the street holding hands escaping the rain.
Sommige mensen lopen over straat en houden handen vast aan de regen.
1
Holding someone's wrist is not the same as holding hands. Walking does not imply escaping the rain.
Het vasthouden van iemands pols is niet hetzelfde als hand vasthouden. Wandelen betekent niet ontsnappen aan de regen.
0.0001
0.091
0.0025
0.1005
0.6136
0.1189
A woman holding a girl's wrist walking down the street.
Een vrouw met de pols van een meisje die over straat loopt.
Some people being lazy sitting on the curb.
Sommige mensen zijn lui op de stoep.
2
A person cannot be walking on a street and sitting on a curb at the same time
Een persoon kan niet op straat lopen en tegelijkertijd op een stoeprand zitten.
0.0001
0.091
0.0
0.1139
0.4623
0.1351
A woman holding a girl's wrist walking down the street.
Een vrouw met de pols van een meisje die over straat loopt.
Some people walking down the street.
Sommige mensen lopen op straat.
0
A woman and girls are some people.
Een vrouw en meisjes zijn sommige mensen.
0.0001
0.091
0.1195
0.1295
0.441
0.098
A woman holding a little girls hand walking across a bridge.
Een vrouw met een kleine meisjes hand die over een brug loopt.
Two people are sitting on a bench.
Twee mensen zitten op een bank.
2
People cannot be walking on a bridge and sitting on a bench at the same time
Mensen kunnen niet op een brug lopen en tegelijkertijd op een bank zitten.
0.1423
0.1009
0.9658
0.1445
0.4852
0.1312
A woman holding a little girls hand walking across a bridge.
Een vrouw met een kleine meisjes hand die over een brug loopt.
A woman and a child are running on a bridge.
Een vrouw en een kind rennen op een brug.
1
Walking is not the same as running.
Lopen is niet hetzelfde als rennen.
0.1423
0.1009
0.6058
0.1314
0.8317
0.1404
A woman holding a little girls hand walking across a bridge.
Een vrouw met een kleine meisjes hand die over een brug loopt.
Two people walking across a bridge.
Twee mensen lopen over een brug.
0
A woman and girls are some people.
Een vrouw en meisjes zijn sommige mensen.
0.1417
0.1009
0.6379
0.1424
0.443
0.098
A girl is swinging on a piece of wood.
Een meisje zwaait op een stuk hout.
The girl is swimming in a lake.
Het meisje zwemt in een meer.
2
A girl cannot be swinging on a piece of wood and swimming in a lake simultaneously
Een meisje kan niet tegelijk swingen op een stuk hout en zwemmen in een meer
0.0842
0.1059
0.9161
0.1503
0.3427
0.1193
A girl is swinging on a piece of wood.
Een meisje zwaait op een stuk hout.
The girl is outside.
Het meisje is buiten.
0
Swinging on a piece of wood implies being outside.
Op een stuk hout zwaaien betekent buiten zijn.
0.0842
0.1059
0.9044
0.1189
0.0629
0.0946
A girl is swinging on a piece of wood.
Een meisje zwaait op een stuk hout.
The girl is swinging with a friend.
Het meisje zwaait met een vriend.
1
A girl can swing without a friend.
Een meisje kan zwaaien zonder een vriend.
0.0848
0.1059
0.0001
0.1058
0.1843
0.1227
A girl with dark hair swings on a hanging log.
Een meisje met donker haar zwaait op een hangend blok.
The girl has red hair.
Het meisje heeft rood haar.
2
Dark implies more of black color than red.
Donker betekent meer zwarte kleur dan rood.
0.2291
0.0989
0.9807
0.146
0.4337
0.1147
A girl with dark hair swings on a hanging log.
Een meisje met donker haar zwaait op een hangend blok.
A girl is swinging.
Een meisje zwaait.
0
A girl swings on a log so she is swinging.
Een meisje zwaait op een boomstam zodat ze zwaait.
0.2284
0.0989
0.0095
0.1245
0.0
0.079
A girl with dark hair swings on a hanging log.
Een meisje met donker haar zwaait op een hangend blok.
The log is hanging from a rope.
Het logboek hangt aan een touw.
1
The log is not necessarily hanging from a rope. There are other things that it could be hanging on like a metal wire.
Het logboek hangt niet per se aan een touw. Er zijn andere dingen waar het aan kan hangen als een metalen draad.
0.2293
0.0989
0.6616
0.1077
0.5446
0.1049
A man wearing a wedding band is pouring a white liquid into a cup of brown liquid.
Een man met een trouwring giet een witte vloeistof in een kopje bruine vloeistof.
the man is sleeping in his bed
de man slaapt in zijn bed
2
The man can not be sleeping and pouring drinks at the same time.
De man kan niet tegelijkertijd slapen en drankjes schenken.
0.4403
0.1151
0.6826
0.1411
0.2924
0.1108
A man wearing a wedding band is pouring a white liquid into a cup of brown liquid.
Een man met een trouwring giet een witte vloeistof in een kopje bruine vloeistof.
there is one man in this picture
Er is één man op deze foto
0
Only a man is mentioned; therefore there is one man.
Er wordt slechts een man genoemd; daarom is er één man.
0.4403
0.1151
0.986
0.1436
0.4777
0.1201
A man wearing a wedding band is pouring a white liquid into a cup of brown liquid.
Een man met een trouwring giet een witte vloeistof in een kopje bruine vloeistof.
the man is getting ready to drink his coffee while reading the paper
de man maakt zich klaar om zijn koffie te drinken terwijl hij de krant leest
1
Brown liquid might be something other than coffee; just because he is drinking something he does not have to be reading the paper at the same time.
Bruine vloeistof kan iets anders zijn dan koffie; alleen omdat hij iets drinkt hoeft hij niet tegelijkertijd het papier te lezen.
0.4403
0.1151
0.694
0.1435
0.3111
0.1121
One small dog chases another across grass.
De ene hond jaagt de andere over het gras.
The grass is healthy
Het gras is gezond.
1
Grass is not necessarily healthy.
Gras is niet noodzakelijk gezond.
0.2835
0.096
0.8927
0.1299
0.749
0.138
One small dog chases another across grass.
De ene hond jaagt de andere over het gras.
There are no dogs.
Er zijn geen honden.
2
There is either one dog or no dogs.
Er is één hond of geen hond.
0.2835
0.096
0.9147
0.1347
0.7496
0.1123
One small dog chases another across grass.
De ene hond jaagt de andere over het gras.
There are two dogs
Er zijn twee honden
0
There must be two dogs for one to chase another.
Er moeten twee honden zijn die elkaar achtervolgen.
0.2841
0.096
0.9823
0.1338
0.2812
0.1062
The baby is wearing a red shirt and walking in a plaza.
De baby draagt een rood shirt en loopt in een plaza.
The baby is wearing a red shirt and walking with his parents.
De baby draagt een rood shirt en loopt met zijn ouders.
1
A baby is not necessarily male. A baby is not necessarily with their parents.
Een baby is niet per se een man, een baby is niet per se bij hun ouders.
0.6937
0.1314
0.7109
0.1314
0.3921
0.1208
The baby is wearing a red shirt and walking in a plaza.
De baby draagt een rood shirt en loopt in een plaza.
The baby is playing alone at home.
De baby speelt alleen thuis.
2
A baby cannot be in a plaza and at home simultaneously
Een baby kan niet tegelijkertijd in een plein en thuis zijn
0.6939
0.1314
0.6989
0.1291
0.0
0.1249
The baby is wearing a red shirt and walking in a plaza.
De baby draagt een rood shirt en loopt in een plaza.
The baby is walking in a plaza.
De baby loopt in een plaza.
0
The baby is walking in a plaza is a rephrasing of the baby is wearing a shirt and walking in a plaza.
De baby loopt in een plaza is een rephrasing van de baby draagt een shirt en loopt in een plaza.
0.6941
0.1314
0.7844
0.1358
0.0
0.104
Monks in red robes sell vegetables at a market.
Monniken in rode gewaden verkopen groenten op een markt.
robed people selling veggies in market
robed mensen verkopen groenten op de markt
1
A market is not necessarily " in " a place.
Een markt is niet noodzakelijk "in " een plaats.
0.3536
0.1179
0.0
0.0854
0.0709
0.1215
Monks in red robes sell vegetables at a market.
Monniken in rode gewaden verkopen groenten op een markt.
monks selling vegetables in the market
monniken die groenten op de markt verkopen
0
Being at a market implies being in the market.
Op een markt zijn betekent dat je op de markt bent.
0.3518
0.1179
0.7466
0.123
0.0452
0.1132
Monks in red robes sell vegetables at a market.
Monniken in rode gewaden verkopen groenten op een markt.
people waddling down the street
mensen waggelen in de straat
2
A person cannot sell at a market and waddle down the street simultaneously
Een persoon kan niet verkopen op een markt en waggelen in de straat tegelijkertijd
0.3536
0.1179
0.0
0.1134
0.0002
0.1003
A group of teenagers sitting in the hall at school.
Een groep tieners in de hal op school.
A group of teenagers plays tennis at the park
Een groep tieners speelt tennis in het park
2
A group cannot be sitting at school and simultaneously plays at the park
Een groep kan niet op school zitten en tegelijkertijd spelen in het park
0.529
0.1222
0.8796
0.1568
0.4615
0.1406
A group of teenagers sitting in the hall at school.
Een groep tieners in de hal op school.
A group of teenagers are playing cards in the hallway at school
Een groep tieners speelt kaarten in de gang op school
1
Sitting does not mean playing cards.
Zitten betekent niet kaarten.
0.5304
0.1222
0.1911
0.118
0.0001
0.0788
A group of teenagers sitting in the hall at school.
Een groep tieners in de hal op school.
Teenagers are sitting in the school hallway
Tieners zitten in de schoolhal.
0
A hall at school is a school hallway.
Een hal op school is een schoolhal.
0.5302
0.1222
0.6472
0.1243
0.2185
0.1154
A baby in jeans and a winter jacket sits on top of a blue slide.
Een baby in jeans en een winterjasje zit bovenop een blauwe glijbaan.
A baby on a playground slide outside
Een baby op een speeltuin glijbaan buiten
1
You can not infer it's outside.
Je kunt niet afleiden dat het buiten is.
0.7086
0.1239
0.133
0.1017
0.0028
0.0978
A baby in jeans and a winter jacket sits on top of a blue slide.
Een baby in jeans en een winterjasje zit bovenop een blauwe glijbaan.
A man sitting on a couch asleep
Een man die op een bank zit te slapen
2
A baby can not be a man.
Een baby kan geen man zijn.
0.7081
0.1239
0.5308
0.1226
0.8195
0.1263
A baby in jeans and a winter jacket sits on top of a blue slide.
Een baby in jeans en een winterjasje zit bovenop een blauwe glijbaan.
A baby sitting on top of a slide
Een baby die op een glijbaan zit
0
The baby is wearing jeans.
De baby draagt een spijkerbroek.
0.7087
0.124
0.57
0.1215
0.656
0.144
A woman in a flower shirt is working on a piece of pottery.
Een vrouw in een bloemenshirt werkt aan een stuk aardewerk.
The flowers on her shirt are red
De bloemen op haar shirt zijn rood
1
The flowers on the woman's shirt may or may not be red. Flowers come in many colors.
De bloemen op het shirt van de vrouw kunnen wel of niet rood zijn. Bloemen komen in vele kleuren.
0.6793
0.1132
0.8554
0.1158
0.8103
0.1318
A woman in a flower shirt is working on a piece of pottery.
Een vrouw in een bloemenshirt werkt aan een stuk aardewerk.
She wears a decorated shirt
Ze draagt een versierd shirt.
0
A woman is in a flower shirt, so she is wearing a decorated shirt.
Een vrouw draagt een bloemenshirt, dus draagt ze een versierd shirt.
0.6797
0.1132
0.786
0.1163
0.2154
0.1063
A woman in a flower shirt is working on a piece of pottery.
Een vrouw in een bloemenshirt werkt aan een stuk aardewerk.
He eats the pottery
Hij eet het aardewerk.
2
A woman is not represented as he. Working and eating are two different activities.
Een vrouw is niet vertegenwoordigd zoals hij. Werken en eten zijn twee verschillende activiteiten.
0.6797
0.1132
0.0001
0.0904
0.3957
0.1184
Two people climb a set of stairs onto a bridge.
Twee mensen klimmen een trap op een brug.
two people climb a set of stairs onto a pirate ship.
Twee mensen klimmen een trap op een piratenschip.
2
People cannot climb onto a bridge and a pirate ship simultaneously
Mensen kunnen niet tegelijkertijd op een brug en een piratenschip klimmen
0.7014
0.1305
0.6202
0.1244
0.5992
0.1362
Two people climb a set of stairs onto a bridge.
Twee mensen klimmen een trap op een brug.
two people are climbing stairs to jump off the bridge.
Twee mensen gaan de trap op om van de brug te springen.
1
Climbing stairs does not imply one will jump off.
Het beklimmen van de trap betekent niet dat iemand eraf springt
0.7017
0.1305
0.5471
0.1172
0.477
0.1347
Two people climb a set of stairs onto a bridge.
Twee mensen klimmen een trap op een brug.
two people are outside moving.
Twee mensen zijn buiten aan het bewegen.
0
Bridges are outside and climb requires moving.
Bruggen zijn buiten en klimmen vereist beweging.
0.7022
0.1304
0.2511
0.1292
0.0
0.099
Man and woman walking up the stairs to an overpass.
Man en vrouw lopen de trap op naar een viaduct.
A husband and wife are swimming in the ocean.
Een man en vrouw zwemmen in de oceaan.
2
The couple walking cannot be the couple swimming.
Het paar dat wandelt kan niet het koppel zijn dat zwemt.
0.4496
0.1206
0.7077
0.1373
0.0001
0.1125
Man and woman walking up the stairs to an overpass.
Man en vrouw lopen de trap op naar een viaduct.
Two people are escalating.
Twee mensen escaleren.
0
A man and a woman is two people and escalating is a rephrasing of walking up stairs.
Een man en een vrouw zijn twee mensen en escaleren is een herhaling van het lopen van de trap.
0.4496
0.1206
0.0009
0.0991
0.0015
0.11
Man and woman walking up the stairs to an overpass.
Man en vrouw lopen de trap op naar een viaduct.
A couple is visiting a state park.
Een stel gaat naar een staatspark.
1
A man and woman are not necessarily a couple. Walking does not mean visiting a state park.
Een man en vrouw zijn niet per se een koppel. Wandelen betekent niet dat je een staatspark bezoekt.
0.4496
0.1206
0.5233
0.1323
0.6823
0.1288